21014 |
wormstekig |
de worm in:
de weurem in (Q099p Meerssen),
wormstekig:
wurremsjteketig (Q099p Meerssen)
|
wormstekig ve appel [DC 23 (1953)]
III-2-3
|
22430 |
worstelen |
worstelen:
worsjtele (Q099p Meerssen)
|
worstelen [SGV (1914)]
III-3-2
|
25766 |
wort |
bier:
bēr (Q099p Meerssen)
|
De hoofdwort of nawort die in de hopketel met hop enlof bierkruiden gekookt is. Volgens de invuller uit P 180 is deze vloeistof reeds bier dat nog moet gisten. Ook het woordtype "bier" (L 290, L 387, Q 99) duidt hierop. [N 35, 50; monogr.]
II-2
|
32970 |
wortel |
wortel:
wǫrtǝl (Q099p Meerssen)
|
Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.]
I-4
|
24500 |
wortel (alg.) |
wortel:
wortel (Q099p Meerssen)
|
wortel [SGV (1914)]
III-4-3
|
25752 |
wortketel |
bierketel:
bērkētǝl (Q099p Meerssen)
|
De ketel waarin men het aftreksel van mout en water kookt met hop. Volgens de correspondent uit Q 99 was de ketel vervaardigd uit rood koper. Zie ook de semantische toelichting bij het lemma ''koken''. [N 35, 30; monogr.]
II-2
|
18117 |
wrat |
wrattel:
vrattel (Q099p Meerssen)
|
wrat [SGV (1914)]
III-1-2
|
17679 |
wreef |
hak:
RK -> hiel.
hak (Q099p Meerssen),
wreef:
vrif (Q099p Meerssen),
wregel:
vreigel (Q099p Meerssen)
|
wreef [SGV (1914)] || wreef - welk gedeelte van het lichaam wordt er mee bedoeld? [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
17888 |
wroeten |
wroetelen:
vreutele (Q099p Meerssen),
vrø̄tǝlǝ (Q099p Meerssen)
|
Met de snuit in de grond wroeten, gezegd van het varken. Zie afbeelding 3. [JG 1a, 1b, 2c; L monogr.; Wi 56; S 45; monogr.] || wroeten [SGV (1914)]
I-12, III-1-2
|
32999 |
zaad, zaaigoed |
zaad:
zǭt (Q099p Meerssen
[(m)]
)
|
Hetgeen men uitstrooit, zaait op het land; de verzamelnaam. Zie voor het enkelvoudige begrip "zaadje" achterin het lemma. Vergelijk ook het lemma graankorrel (2.6). De typen gezaads en gezaams worden voornamelijk gebruikt voor (tuin)zaden. (m) achter de plaatscode geeft aan dat uitdrukkelijk is opgegeven dat ''zaad'' er een "de-woord" is. [N M, 22; JG 1a, 1b; Wi 5; RND 111; monogr.]
I-4
|