e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L246p plaats=Horst

Overzicht

Gevonden: 3618
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
boon, algemeen bonen: būǝnǝ (Horst), boon: bōǝn (Horst), būǝn (Horst) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5
boordmes opsnijder: ǫpsnējǝr (Horst), ruimmesje: rȳmmɛskǝ (Horst) Klompenmakersmes met ongeveer de vorm van een scheermes, dat wordt gebruikt om de scherpe kant aan de binnenrand van de klompopening af te snijden. Het wordt vaak gemaakt uit een oud, opvouwbaar scheermes. Zie ook afb. 250. [N 97, 125; A 29a, 15a-c; monogr.] II-12
boos giftig: giftig (Horst), kwaad: kwoad (Horst) 01; kwaad [SGV (1914)] || boos, kwaad ten gevolge van een belediging [kwaad, boos, vuil] [N 85 (1981)] III-1-4
bord telder: telder (Horst) bord [Roukens 03 (1937)] III-2-1
borg borg: börg (Horst) borg [SGV (1914)] III-3-1
borrel borreltje: borreltjə (Horst), glaasje: glaeskə (Horst), schnaps-je: snépskə (Horst) borrel; Hoe noemt U: Een glaasje sterke drank, borrel (grigo, officiertje, tjipke, sprets, druppel, drup, kleintje, kloekmalder, propje, peut, wippertje, taaie, tikje, slokje, snapsje, spatje) [N 80 (1980)] III-2-3
borrelen (van water) borrelen: borrele (Horst) door opstijgende damp- of gasbellen in beweging zijn, gezegd van vloeistoffen [bobbelen, borrelen, portelen, drijven] [N 91 (1982)] III-4-4
borst borst: bǫrst (Horst) Elk van de korte, zware balken door de askop, waaraan lange dunne balken met daaraan de hekwerken, bevestigd worden. Zie ook afb. 36 en 37. [N O, 1d; A 42A, 61; Sche 31] II-3
borstel borstel: boarsel (Horst) borstel [SGV (1914)] III-2-1
borstelig haar pinhaar: pinhàòr (Horst) borstelig haar (stekkerhaar, pinhoor] [N 10 (1961)] III-1-1