e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

Gevonden: 3664
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwarte bladluis bladluis: blaadlōēs (Noorbeek), meel: meele (Noorbeek) bladluis (zoals bijv. de zwarte tuinbonenluis) [himmelzoad, meelow, melde, smeelje] [N 26 (1964)] III-4-2
zwarte koe zwarte koe: zwartǝ [koe] (Noorbeek) Zie voor de fonetische documentatie van (koe) het lemma ''koe'' (3.3.1). [N 3A, 129] I-11
zwarte koe met geheel witte kop koe met witte kop: kō mɛt wetǝ kǫp (Noorbeek) [N 3A, 130a] I-11
zwarte kraai, kraai roofkraai: roofkroͅ: (Noorbeek) Hoe heet de zwarte kraai? [DC 06 (1938)] III-4-1
zwartwerk feestkleder: fīsklęjǝr (Noorbeek), rouwkleder: rǫwklęjǝr (Noorbeek) Het werk dat bestaat uit het maken van vooral zwarte gelegenheidskleding. [N 59, 194c] II-7
zwavel, sulfer solfer: solfer (Noorbeek) Lichtgele, licht ontvlambare chemische stof waarvan de bij verbranding vrijkomende dampen dodelijk zijn voor de bijen. [N 63, 78c; JG 1b; Ge 37, 209] II-6
zwavelx solfer: soͅlfər (Noorbeek) zwavel [DC 02 (1932)] III-4-4
zweep smik: šmek (Noorbeek) Voorwerp om het paard aan te drijven, bestaande uit een steel (cf. lemma Steel) en een snoer (cf. lemma Snoer). [JG 1a, 1b, 2b, 2c; L 8, 141; L 14, 31; L B2, 244; N 13, 94; S 47; Wi 5, 10; monogr.] I-10
zweep van de koeherder smik: smek (Noorbeek), šmek (Noorbeek) Zweep om bijvoorbeeld de koeien naar de stal te brengen. [N 18, 146] I-11
zweer zweer: zwèèr (Noorbeek) Zweer: huidontsteking vaak met ettervorming ten gevolge van een infectie (zweer, zwerage, zwerije). [N 84 (1981)] III-1-2