e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q197p plaats=Noorbeek

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zaaivoren, diep ploegen akkeren: akǝrǝ (Noorbeek) Onder diep ploegen wordt in dit lemma primair het ploegen van de zaaivoor verstaan: de manier van ploegen waarbij de aarde ¬± 20 cm wordt omgezet en waarbij de verspreide mest door de voorschaar of mestinlegger in de voor wordt geschoven, om vervolgens door de opgeploegde aarde te worden bedekt. Akkerland wordt voor wintergraan in het najaar, voor zomergewassen in het voorjaar gezaaivoord. Van een aantal termen in dit lemma, zoals diep (om)akkeren, diep (om)bouwen, (heel) diep ploegen e.d., wordt betwijfeld of ze het ploegen van de normale zaaivoor betreffen. Ze werden hier toch opgenomen, omdat ze niet onder te brengen waren in de lemmata te diep ploegen en ondergronden. Ze zullen in plaatsen waar men voor het ploegen van de zaaivoor een aparte term zonder diep als bepaling kent, van toepassing zijn op het ploegen van een diepere voor dan die welke bij het zaaivoren nodig of gebruikelijk is. Termen voor "twee voren op elkaar ploegen" vindt men ook in het lemma een weide scheuren. Voor (delen van) varianten in de (.. .)-vorm zie men de lemmata diep, ploegen en zaaivoor ca. [JG 1b + 1d; N 11, 42b + 46; N 11A, 108a + 111a + 132; A 27, 24b; Lu 5, 24b; monogr.] I-1
zachtaardig lief: opmerking mar.: vraagstelling is niet helemaal correct; er is een verschil tussen "zacht van geaardheid"(zachtaardig) en "niet heftig of opvliegend"(zachtzinnig)  leef (Noorbeek) zacht van geaardheid, niet heftig of opvliegend [week, zachtzinnig] [N 85 (1981)] III-1-4
zachte wind, briesje een beetje wind: é bieteke weend (Noorbeek) nauwelijks hoorbare wind [floes] [N 81 (1980)] III-4-4
zak in kledingstuk tas: tes (Noorbeek) Hoe noemt U een van de zakken van een kledingstuk (tes, zak?)? [N 62 (1973)] III-1-3
zak met klep tas met klep: tesj met klep (Noorbeek) een zak met een klep [N 59 (1973)] III-1-3
zakhorloge uur: oor (Noorbeek) uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [knol, raap] [N 86 (1981)] III-1-3
zakintast binnentas: binne-tesj (Noorbeek) de zakintast (insteek, inkeker, intast?) [N 59 (1973)] III-1-3
zakje net boven de buitenzak klein tasje: klé teske (Noorbeek) een zakje net boven de buitenzak (smokkelzakje, spoorzakje etc.) [N 59 (1973)] III-1-3
zand strooien strooien: struije (Noorbeek) Het strooien van wit zand op de vloer (strooien, strooiselen, opzanden) [N 79 (1979)] III-2-1
zandsteen kunrader steen: kønrǭdǝr štēǝ (Noorbeek  [(harde zandsteen uit Kunrade)]  ), zandblokken: zānt˱blø̜k (Noorbeek) Natuurgesteente, bestaande uit zandvormige kwartskorrels die door een bindmiddel tot een vast geheel verbonden zijn. De kleur ervan kan zeer verschillend zijn. Zandsteen wordt onder meer gebruikt als bouwmateriaal. De 'Kunrader steen' wordt volgens de invuller uit L 427 gedolven in Kunrade bij Voerendaal. 'Crauberger' wordt ook Kunradersteen genoemd en ontleent zijn naam aan het gehucht Crauberg onder Klimmen waar de steengroeven liggen. [N 30, 55c; N 30, 55d; N 30, 55g; N 30, 56] II-9