e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P047p plaats=Loksbergen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wippen (kaartspel) wippen: wippe (Loksbergen) Namen [en beschrijving] van diverse kaartspelen zoals: [bonken, eenentwintigen, hoogjassen, kajoeteren, klaverjassen, kwetten, kruisjassen, liegen, pandoeren, petoeten, schuppemiejen, smousjassen, tikken, toepen, wijveren, zwartebetten, zwartepieten, zwik [N 88 (1982)] III-3-2
wis steekwis: stē̜kwes (Loksbergen), vlechtwis: vlɛxtwes (Loksbergen), wis: wes (Loksbergen), węs (Loksbergen) Lange buigzame twijg waarmee vlechtwerk wordt gemaakt. [N 40, 1; L A1, 199; N 38, 6 add.; monogr.] II-12
wispelturig draaikontige, een -: drékèntəgə (Loksbergen), ongedurige, een -: òngədurəgə (Loksbergen), verdraaide, een -: vərdròòwədə (Loksbergen) nu eens kwaad, dan weer poeslief zijn [heupen] [N 85 (1981)] || steeds veranderend van stemming en doelstelling [hobbeleurig, wispelturig] [N 85 (1981)] III-1-4
wisselen van de tanden wisselen: wesǝlǝ (Loksbergen) Het breken of wisselen van de veulentanden gebeurt op twee en een half- à drie en een halfjarige leeftijd; het veulen verliest de melktanden en krijgt paardetanden, eerst de twee voorste tanden of binnentanden. Als het omstreeks vier jaar is, breken de twee middentanden en op vier en een half- à vijfjarige leeftijd de twee hoektanden. [JG 1a, 1b; N 8, 19] I-9
wisselvallig weer bijzen: béézə (Loksbergen), overlopen: uivərlōēwəpə (Loksbergen) lucht die regenachtig weer betekent [treuzellucht] [N 81 (1980)] || nu eens regenen, dan weer helder zijn, gezegd van het weer [N 81 (1980)] III-4-4
wissen blekken de schors afdoen: dǝ sxøs˱ af˱dun (Loksbergen) De grauwe wissen van de schors ontdoen. Dit werk gebeurt met een blekijzer of door middel van een blekmachine. Het blekken levert een witte wis op. Iemand die wissen van de schors ontdoet wordt in Meeswijk (L 424) stroper (strø̜jpǝr) genoemd. [N 40, 22; N 40, 26; monogr.] II-12
wissen kappen, snijden snijden: snē̜jǝ (Loksbergen) De volgroeide wissen met behulp van het wissenmes afkappen of -snijden. [N 40, 8] II-12
wissen koken koken: kawkǝ (Loksbergen) Ongepelde wissen koken zodat ze na het pellen een mooie bruine kleur hebben. Het koken bevordert ook dat de wis gemakkelijker ontschorst kan worden. [N 40, 21] II-12
wissen mijten (een) mijt maken: mø̜̄t mākǝ (Loksbergen) De schoven grauwe wissen tot een mijt opstapelen. [N 40, 16] II-12
wissen schoven binden: beŋǝ (Loksbergen), bussels binden: bøsǝls˱ beŋǝ (Loksbergen) De geschilde wissen in schoven binden met als doel ze buiten in zon en wind te drogen. [N 40, 33] || De ongeschilde wissen tot pakken binden. [N 40, 15] II-12