17826 |
zetten |
zetten:
zette (Q204a Mechelen)
|
zetten [SGV (1914)]
III-1-2
|
34311 |
zeug met biggen |
kriem:
krēm (Q204a Mechelen)
|
Vrouwelijk varken dat heeft gejongd. [N 19, 6; L 37, 49c; monogr.]
I-12
|
33397 |
zeugekooi |
baggenkot:
baqǝkǫt (Q204a Mechelen),
baggenkouw:
baqǝkǫu̯ (Q204a Mechelen),
kist:
kest (Q204a Mechelen)
|
De aparte kooi of betimmering in een varkenshok die verhindert dat de zeug de biggen met haar zware lijf dooddrukt. Vroeger werden daarvoor op ongeveer 15 tot 20 cm afstand van de bodem en van de muren van de stal houten balken van ongeveer 12 cm dikte aangebracht. De ruimte tussen balken en vloer kan dan door de biggen als vluchtweg gebruikt worden. Tegenwoordig bevindt de zeug zich in een apart hok, waarvan aan twee kanten de onderste plank ontbreekt zodat de biggen bij de tepels kunnen die door de openingen steken. [N 5A, 62a; N 19, 18; N 76, 41d]
I-6
|
33146 |
zeven met de handzeef |
wannen:
wanǝ (Q204a Mechelen)
|
Zaaigraan winnen uit het met de wan gezuiverde graan door het te zeven. [N 14, 41b, 42b en 43b; JG 1a, 1b; Wi 43; S 45; monogr.]
I-4
|
26622 |
zeven, builen |
builen:
bȳlǝ (Q204a Mechelen)
|
Het meel zeven. In P 222 maakt men een onderscheid tussen teemsen en boulteren. De eerste term gebruikt men voor het zeven van meel met de hand door middel van een zeef. Wanneer deze bewerking machinaal door de molenaar wordt uitgevoerd, spreekt men van ɛboulterenɛ. Zie ook het lemma ɛuitzeven van de zemelenɛ in wld II.1, pag. 85.' [N O, 38a; Vds 241; Jan 239; Coe 215; Grof 244; monogr.; N 18, 136; N 18, 136 add.; JG 1b]
II-3
|
17693 |
zeveren |
zeveren:
zeevere (Q204a Mechelen),
zevere (Q204a Mechelen),
zuvere (Q204a Mechelen)
|
zeveren [zeivere, sabbere] [N 10a (1961)]
III-1-1
|
21298 |
zich bemoeien met |
bemoeien:
bemeune (Q204a Mechelen)
|
bemoeien [SGV (1914)]
III-3-1
|
17938 |
zich haasten |
zich touwen:
WNT: touwen (I), B): Zich haasten, spoeden.
oos tooë (Q204a Mechelen)
|
zich haasten: we moeten ons haasten [DC 27 (1955)]
III-1-2
|
19047 |
zich inbeelden |
zich menen:
minne, zich (Q204a Mechelen)
|
inbeelden, zich [SGV (1914)]
III-1-4
|
34232 |
zich moeilijk laten melken |
wreed:
vrii̯ (Q204a Mechelen),
zich vree melken:
(de koe) mø̜lkt zex vrii̯ǝ (Q204a Mechelen)
|
Het slechts met moeite gemolken kunnen worden, gezegd van de koe. Er komen in dit lemma verschillende grammaticale categorieën voor. [N 3A, 71]
I-11
|