32837 |
akkersleep, weidesleep |
sleep:
slęi̯p (L247p Broekhuizen)
|
Het toestel of werktuig waarmee men de akker en/of de weide sleept. Behalve de sleeptypen die door de afb. 89 t/m 95 worden voorgesteld, werd ook de omgekeerde eg als sleep gebruikt. Zo nodig verzwaarde men die met graszoden, een zak aarde of iets dergelijks. Vaak werd de sleepeg voorzien van berkenrijs, doorn- of braamtakken of prikkeldraad. Men kon deze tussen de egbalken door vlechten, onder de eg vastbinden of achter aan de eg bevestigen. Zulk een sleep gebruikte men vooral om pas gezaaid spurrie-, klaver-en graszaad slepend in de grond te brengen. Soms werd er ook een tarwe- of een aardappelveld mee bewerkt. De omgekeerde eg kon - al dan niet voorzien van rijshout e.d. - ook als weidesleep dienen, voor het slechten van molshopen, het fijner uitsmeren van verspreide mest en ter bestrijding van mosvorming. Men sleepte de akker of de weide soms ook wel met een grote bos berken- of andere takken, die men van voren bijeenbond of - gespreid - tussen twee balken klemde. Voor het ''sleep''-gedeelte van varianten verderop in het lemma zie men het simplex sleep aan het begin. In het lemma ''eg'' vindt men de waarde van het woord(deel ''eg'' resp. ''eg'' verklaard. [JG 1a+ 1b+ 1c+ 1d; N 11, 85; N 11A, 179 + 181b + c; N 14, 81; N 18, 22; N 27, 1a add.; N J, 10; N P, 17 + 18; N Q, 17; A 13, 16b; A 40, 10a + b; div.; monogr.]
I-2
|
23195 |
allerheiligen |
allerheiligen:
Allerheilige (L247p Broekhuizen),
allerhēīlige (L247p Broekhuizen),
allerhéllige (L247p Broekhuizen)
|
Allerheiligen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
23196 |
allerzielen |
allerzielen:
allerziele (L247p Broekhuizen),
Allerziele (L247p Broekhuizen),
allerzīēle (L247p Broekhuizen)
|
Allerzielen. [N 06 (1960)]
III-3-3
|
20638 |
appelbol |
krollenbol:
Syst. WBD Een stuut (klein wit broodje voor kinderen) met een appel erin.
krollembol (L247p Broekhuizen)
|
Appelbol (krollebol, kokkerebol, kollemol, zomerbroodje, appelbol, appelbroodje, ballebuuze?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33494 |
appelboom |
appelbomen (mv.):
Vraag: "appelboomjes", diminutief gelaten; enkelvoud opgenomen
appelbuum (mv) (L247p Broekhuizen)
|
[DC 03 (1934)]
I-7
|
20698 |
appelmoes |
appelenprut:
Syst. WBD
appeleprut (L247p Broekhuizen)
|
Appelmoes (appelpommee?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
33100 |
aren lezen |
zomeren:
zø̄mǝrǝ (L247p Broekhuizen)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
25055 |
armvol |
arm:
ɛrǝm (L247p Broekhuizen),
armvol:
ennen e:rm vol höj (L247p Broekhuizen),
ennen ervel (L247p Broekhuizen),
ennen ervel höj‧ (L247p Broekhuizen),
ɛrvǝl (L247p Broekhuizen)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|
20582 |
avondmaal |
avondeten:
aoventaete (L247p Broekhuizen),
aoventaeten (L247p Broekhuizen),
aoventète (L247p Broekhuizen)
|
de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)]
III-2-3
|
20546 |
azijn |
edik:
ɛk (L247p Broekhuizen)
|
azijn [DC 35 (1963)]
III-2-3
|