e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L282p plaats=Achel

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zadeldak schuins dak: sxyns˱ dak (Achel) Dak in de vorm van twee gelijkhellende, rechthoekige dakschilden, die in de nok samenkomen. [N 4A, 22; N 54, 170b; div.] II-9
zak in de onderrok tas: tēͅs (Achel) zak in de onderrok [rokketes, moederkenszak] [N 24 (1964)] III-1-3
zak in kledingstuk tas: tès (Achel, ... ), ndl. tas, mnl. ta(s)ch(e), tes(s)ch(e). Zie WNT tasch. De etymologie is onzeker.  tes (Achel) broekzak of zak aan een jas || Hoe noemt U een van de zakken van een kledingstuk (tes, zak?)? [N 62 (1973)] || Zak in een kledingstuk [zak, tes, maal] [N 114 (2002)] III-1-3
zak op een schort tas: teͅs (Achel) zak op een schort [pooier] [N 24 (1964)] III-1-3
zakdoek tasneusdoek: tēͅsnøzək (Achel), zakdoek: zagduk (Achel) zakdoek [zakneusdoek, tesneuzik, plak, sjnoefsplak, sjnuutelsplak, seplak, sjnekker] [N 23 (1964)] III-1-3
zakdoek: pochette stoefer: Afleiding van stoefen. Stoefen is het figuurlijk gebruikte stoffen (= stof opjagen). A.P. De Bond in Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde LXXI, 1953, p. 124-128. z.o. stoeferke en posjötsje. [Van Dale: stoefer -> stoefzakdoek, <gew.> pochet]  stoefer (Achel) lefdoekje III-1-3
zakgeld pree: préj (Achel), pree (<fr.): ps. omgespeld volgens IPA.  preͅi̯ (Achel) zakgeld (traktement, pree?) [N 21 (1963)] || zakgeld [traktement, pree?] [N 21 (1963)] III-2-2, III-3-1
zakhorloge zakhorloge: zakhorlogie (Achel) Zakhorloge. Uurwerk dat men aan een ketting in het vestzakje of de broekzak draagt [uur, knol, raap] [N 114 (2002)] III-1-3
zalig zalig: zaolig (Achel) Zalig, gelukzalig [zaalig, zaolig, zeelig]. [N 96D (1989)] III-3-3
zaligheid zaligheid: zaoligheid (Achel) Zaligheid. [N 96D (1989)] III-3-3