e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q086p plaats=Eigenbilzen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
ziek ziek: zik (Eigenbilzen) ziek [ZND 39 (1942)] III-1-2
ziekelijk smekelijk: smèkelik (Eigenbilzen), ziekelijk: zikkelek (Eigenbilzen), zikkelik (Eigenbilzen) Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, krenkelig, sukkelig, ongans). [N 107 (2001)] || Ziekelijk: telkens ziek (ziekelijk, ongans, lelijk, zuchtig). [N 84 (1981)] III-1-2
ziekenhuis hospitaal: hospitaal (Eigenbilzen), hospitel (Eigenbilzen), hospitoal (Eigenbilzen) Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (hospitaal, gasthuis). [N 84 (1981)] || Ziekenhuis: inrichting voor het verplegen van zieken (ziekenhuis, (ho)spitaal, gasthuis, krankenhuis). [N 107 (2001)] III-1-2
ziekenlantaarn flambouw (<fr.): flambouw (Eigenbilzen), lantaarn (<fr.): de lantjan (Eigenbilzen) De lantaarn die door de misdienaars gedragen wordt als Ons Heer naar een zieke wordt gebracht [lanteer]. [N 96D (1989)] III-3-3
ziekenzuster ziekenzuster: ziekezuster (Eigenbilzen) Een zuster die zich bezig houdt met de verpleging van zieken [leefdezuster]. [N 96D (1989)] III-3-3
ziekte ziekte: dij ziekdə es bəsmèttəlik (Eigenbilzen) die ziekte is besmettelijk [ZND 32 (1939)] III-1-2
ziel ziel: ziel (Eigenbilzen), Recentere vorm: ziel  zeel (Eigenbilzen) De ziel [zieël, zie.l, zeel]. [N 96D (1989)] III-3-3
zielboek jaargetijde: de joargetijde (Eigenbilzen) Het zielenboek, het register van overledenen, wier namen op vaste tijden van de preekstoel werden afgelezen, voorzover de nabestaanden het zielenboekgeld hadden voldaan [zielboek, dodenlijst?]. [N 96B (1989)] III-3-3
zielenheil zaligheids: z`n zoalegèts (Eigenbilzen), zielenheil: zieleheil (Eigenbilzen) Het zieleheil. [N 96D (1989)] III-3-3
zien, kijken loeren: kijken wordt volgens de informant niet gebruikt.  loeren (Eigenbilzen), zien: zīn (Eigenbilzen), kijken wordt volgens de informant niet gebruikt.  zien (Eigenbilzen) kijken [ZND 25 (1937)] || zien [RND] III-1-1