e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q086p plaats=Eigenbilzen

Overzicht

Gevonden: 4312
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijaltaar zijaltaar: zijaltaar (Eigenbilzen, ... ), zijaltoar (Eigenbilzen, ... ), zijèlter (Eigenbilzen, ... ), zijèltoar (Eigenbilzen, ... ) In een zijbeuk [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] || Op het priesterkoor [zijaltaar?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijbeuk zijbeuk: de zijbeuken (Eigenbilzen), zijbeuke (Eigenbilzen) De beide zijruimten, links en rechts van het middenschip [zijbeuken?]. [N 96A (1989)] III-3-3
zijde zij: zij (Eigenbilzen), zij(de): zęj (Eigenbilzen) Natuurprodukt dat wordt verkregen bij het afwikkelen van de cocons waarmee het zijderupsje zich omhult totdat het zich ontpopt tot vlinder (Morand, pag. 58). Het is de grondstof voor weefsels. [N 62, 79a; N 62, 75c; N 59, 201; L 8, 117; MW; monogr.] || Zijde, flank: de zijkant van de buik tussen onderste ribben en heup (zijde, lank, flank) [N 84 (1981)] II-7, III-1-1
zijden omslagdoek foulard (fr.): fulār, -s, -kə (Eigenbilzen) omslagdoek, zijden ~ [N 23 (1964)] III-1-3
zijhamer chasse: šaš (Eigenbilzen) Hamer met platte baan en pen. De steel van deze hamer kan lang of kort zijn. Zie ook afb. 34. In P 219 werd de zijhamer gebruikt om ploegmessen scherp te maken, in K 353 als derde voorhamer. [N 33, 73] II-11
zijkapel zijaltaar: de zijaltaars (Eigenbilzen) Elk van beide zijkapellen van een kruiskerk. [N 96A (1989)] III-3-3
zijn neus snuiten snuiten: In zakdoek.  snutte (Eigenbilzen) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snutten, snoeven). [N 107 (2001)] III-1-2
zijn pasen doen pasen houden: poasen hagen (Eigenbilzen) De Paascommunie doen [de oeëster hauwe]. [N 96C (1989)] III-3-3
zijn pasen houden zijn pasen houden: zene paosen hage (Eigenbilzen), zenne poasen hagen (Eigenbilzen) Zijn Paasplicht vervullen, zijn Pasen houden, d.w.z. in de Paastijd, rond Pasen te biecht en te Communie gaan [ziene paose ha.lde, zien Paoskemunie doon]. [N 96D (1989)] III-3-3
zijn woede luchten uitzinnig: oatzinnig (Eigenbilzen) zijn woede proberen kwijt te raken door iets te doen of te zeggen [N 85 (1981)] III-1-4