e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
woord woord: wūərt (Maaseik) woord [ZND m] III-3-1
wormbulten aambetelen: āmbęi̯tǝlǝ (Maaseik), bulten: (enk)  bølt (Maaseik), gezwel: gǝzwęl (Maaseik) In de zomer leggen runderhorzels hun eitjes aan de haren van het rund. Na enkele dagen kruipen er larven uit de eitjes. Deze dringen het lichaam binnen langs de haren en het haarzakje, doorboren de huid en groeien langzamerhand uit. In de winter komen ze vooral onder de huid van de rug terecht. Iedere plek waar een larve zit, vormt een bultje, de wormbult. Om te kunnen ademen doorboort de larve de huid van het rund. Dit veroorzaakt wondjes die gemakkelijk ge√Ønfecteerd kunnen raken, waardoor zeer uitgebreide verettering kan ontstaan. Zie ook het lemma ''wormbulten'' in wbd I.3, blz. 478-479. [N 52, 22; N 3A, 83b; A 48A, 35; monogr.] I-11
worst saucijs: sesies (Maaseik), rauw  səsy(3)̄s (Maaseik), worst: wōst (Maaseik), wūrs (Maaseik) worst [ZND 04 (1924)], [ZND 21 (1936)], [ZND A1 (1940sq)] III-2-3
worst maken worst(en) maken: wūrs mākǝ (Maaseik) De kleinere stukken vlees en vet worden met een vleesmolen, een bijltje of een mes tot kleine stukjes gemaakt, Het vlees wordt eventueel gekruid en dan in de schoongemaakte darm geduwd. Vergelijk ook het lemma ''darmen met worstvlees vullen''. [N 28, 120; monogr.] II-1
worstelen worstelen: wôrstele (Maaseik) Worstelen. [Willems (1885)] III-3-2
worstenbroodje kerstweggetje: Syst. Frings  kīrsweͅkskə (Maaseik), worstenbroodje: woͅrstəbry(3)̄tšə (Maaseik) Worstebroodje (sezijzebreudje?) [N 16 (1962)] III-2-3
worstvlees en -vet kleinmaken kleinkappen: klɛjnkapǝ (Maaseik) Men kapt of snijdt het vlees met een mes in kleine stukjes of verwerkt het met de vleesmolen. [N 28, 113; monogr.] II-1
wortel wortel: wǫrtǝl (Maaseik) Het deel van de plant dat onder de grond blijft. Het is in de materiaalverzamelingen overal duidelijk gemaakt dat het niet om groente gaat. Vergelijk daartoe de lemma''s ''winterwortel'' en ''tuinworteltje'' in de aflevering over de moestuin. [JG 1a, 1b; L 8, 100a; L 15, 28; S 45; monogr.] I-4
wortelenvlaai moerenvlaai: mūrəvlāj (Maaseik) Vla met vulling van wortelen [N 16 (1962)] III-2-3
wortelklomp van een struik wortelstronk: wǫrtǝlstruŋk (Maaseik) [N 27, 9c] I-8