e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zijladders van de oude kar ledders: lęi̯ǝrs (Maaseik) De open ladderachtige constructies aan de zijkanten van de oude hooikar. Zie de algemene toelichting bij deze paragraaf en afbeelding 16, de foto''s a en b. Het lemma bevat alleen meervouden. Voor de fonetische documentatie van het woorddeel øhooiŋ zie het lemma ''hooi''.' [N 17, 12a en 30b; A 26, 2a; Lu 4, 2a] I-3
zijn neus snuiten snoeven: snowve (Maaseik, ... ) Snotteren: herhaaldelijk en hoorbaar de neus ophalen om deze vrij te maken van neusvocht (snotteren, snutten, snoeven). [N 107 (2001)] III-1-2
zijspleet in de overrok schreursgat: [Van Dale: schreur (van schroden, snijden, i.h.b. ook kleren), <gew.> kleermaker.]  schruursgat (Maaseik) zijspleet in de overrok waarlangs men bij de zak of tas in de onderrok kan komen [snijdersgat, schreursgat, sjeursloak] [N 24 (1964)] III-1-3
zijwand bred: brēt (Maaseik), bredden: brii̯ǝr (Maaseik), karplanken: karplɛ.ŋk (Maaseik), zijplanken: zii̯plɛ.ŋk (Maaseik) Elk van de zijkanten van een kar, wagen of kruiwagenbak. Herhaaldelijk worden in het materiaal speciaal de zijkanten van een hoogkar vermeld, die afgenomen kunnen worden. De zijwanden van de slagkar, die samen met de voorwand een vast geheel vormen, krijgen vaak geen aparte naam. De zijplanken zijn horizontale planken die tegen verticale rongen staan en waarop verhoogsels gezet kunnen worden. De woordtypes kist, mouw, komp en korf, die thans "elk van de twee zijwanden" betekenen, zijn oorspronkelijk termen voor de kar- of wagenbak als geheel. De benamingen voor dit geheel worden behandeld in het lemma bak. De meer specifieke benamingen voor de zijwanden van de kruiwagen worden onder het betreffende lemma behandeld. [N 17, 30a + 40 + 46a + add; N G, 53c + 60 a-b; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 1d; JG 2a; JG 2b; JG 2c; A 26, 2b; Lu 4, 2b; monogr.] I-13
zijwanden kruikarplanken: kruu̯karplɛ.ŋk (Maaseik) Zijkanten van de platte kruiwagen. De meer algemene benamingen zijn terug te vinden onder het lemma zijwand. Het woordtype ruls staat voor een bijzondere soort zijkant, die niet uit planken bestaat, maar uit latjes en die voornamelijk dient voor het vervoer van takken, bladeren en dergelijke. Zie ook het lemma rulskar. [N 18, 98a + add; N G, 53c; JG 2b; monogr.] I-13
zijwortel boks: (= geheel).  bu̞ks (Maaseik), stek: (= afzonderlijk).  steͅk (Maaseik) (dwars)wortels van een boom [N 27 (1965)] III-4-3
zilveren één frank zilveren frank: ps. omgespeld volgens Frings.  ənə zelvərə fraŋ (Maaseik), əvə zelvərə fraŋ (Maaseik) 1 franc, een ~ (van zilver) [N 21 (1963)] III-3-1
zilvergeld zilver: ps. omgespeld volgens Frings.  zelvər (Maaseik, ... ) zilveren geldstukken [N 21 (1963)] III-3-1
zindelijk proper: proeëper (Maaseik) zindelijk; de aandrang der natuurlijke behoeften beheersend, zindelijk gezegd van kinderen [N 115 (2003)] III-2-2
zingen sjierpen: schirpe (Maaseik), zingen: zāēnge (Maaseik), zōēnge (Maaseik), zänge (Maaseik), moeilijk leesbaar  zeinge (Maaseik) III. zingen; hij zong; gezongen. [ZND 25 (1937)] || tjilpen || Zingen. [Willems (1885)] III-3-2, III-4-1