e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zuring, groente surelle: serel (Maaseik), serrel (Maaseik), səreͅl (Maaseik, ... ) Zuring die als groente wordt gekweekt [N 14 (1962)] || Zuring, zurkel als groente gekweekt [Goossens 1b (1960)], [Goossens 2b (1963)] I-7
zuster zuster: zøͅstər (Maaseik), zəstər (Maaseik, ... ) zuster [ZND 04 (1924)], [ZND 11 (1925)] || Zuster. [ZND 11 (1925)] III-2-2, III-3-3
zuurdeeg deegsem: dęjxsǝm (Maaseik), zuurdeegsem: zōrdęjxsǝm (Maaseik), zuurdesem: zōrdisǝm (Maaseik), zōrdęjsǝm (Maaseik) Door gisting verzuurd deeg, gebruikt als rijsmiddel om nieuw brood te maken. Het is overschot van het deeg dat de vorige keer is gebakken. Met zuurdeeg wordt roggebrood gebakken, terwijl voor witbrood brouwersgist wordt gebruikt. Het zuurdeeg wordt in een bepaalde vorm, meestal broodvorm, gekneed en aan de bovenkant van een gaatje voorzien waarin een handvol zout wordt gedaan. Ook maakt men met de vinger wel eens een kruisje waarop men dan zout strooit. Tot de volgende bakdag wordt het zuurdeeg in de baktrog of in een doek of pot of in de kelder bewaard. Voor het gebruik wordt de droge korst van het zuurdeeg afgesneden en de rest in warm water gebrokkeld en geweekt (Weyns blz. 45). [N 29, 23a; N 16, 75; N 29, 23b; L 1a-m; L 2, 21b; LB 2, 236; OB 2, 4; OB 2, 6; JG 1b add.; S 6; S 6 add.; monogr.] II-1
zuurdeeg maken aanzetten: ānzętǝ (Maaseik) Een restant van het deeg een poos laten "rijpen", totdat het zuurdeeg is geworden en het aldus verkregen zuurdeeg gebruiksklaar maken. [N 29, 23b; S 6; monogr.] II-1
zuurdesem zuurdesem: zōrdeͅi̯səm (Maaseik), Syst. Frings  zōrdisəm (Maaseik) Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)] III-2-3
zuurkool zuurkruid: zoorkroed (Maaseik), zoorkrŏit (Maaseik), zōrkrū̞t (Maaseik), Syst. Frings  zōrkrōu̯t (Maaseik), zuurmoes: zoormoos (Maaseik), Syst. Frings  zōrmōs (Maaseik) ingemaakte witte kool [Goossens 2c (1963)] || zuurkool [ZND 08 (1925)] || Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)] III-2-3
zuurkoolstamppot zuurkruid ondereen: Syst. Frings  zōrkrōu̯t ōŋərɛ̄i̯n (Maaseik), zuurmoes: zōrmōs (Maaseik) Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)] III-2-3
zuurtijd zuren: zø̄rǝ (Maaseik) De tijd gedurende welke het deeg moet blijven liggen om zuurdeeg te worden. Volgens informanten kan deze tijd verschillend zijn. Gewoonlijk duurt die één à twee dagen. Maar ze kan ook één nacht beslaan of een week of soms zelfs 14 dagen. De beantwoording van de vraag de "zuurtijd" was gedeeltelijk van dien aard dat een aantal woordtypen werkwoorden zijn. [N 29, 23c] II-1
zwaaien zwaaien: zwejje (Maaseik, ... ), zwejje(n) (Maaseik) Zwaaien: ritmisch heen en weer bewegen, b.v. de armen (zwaaien, schwingen, zwingelen, wenken) [N 108 (2001)] III-1-2
zwaan, algemeen zwaan: zwân (Maaseik) zwaan [Willems (1885)] III-4-1