e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L372p plaats=Maaseik

Overzicht

Gevonden: 4905
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zwengel van de handmolen staakijzer: stāk˱ējzǝr (Maaseik) De zwengel in de vorm van een booromslag, eventueel voorzien van een houten handvat, waarmee men de bovenste molensteen van de van een maalstoel voorziene handmolen kan laten draaien; ook de zwengel van de eenvoudige handmolen. [N D, 15] II-3
zwenghout dwarshout: dwērshǫwt (Maaseik), ploeghaam: plōxhām (Maaseik) Dwarshout dat aan de voorkant van kar- of wagenbodem (bij de wagen eventueel ook aan de dissel) is bevestigd en waaraan de hachten of trekkettingen van het paard vastgemaakt worden. Volgens een informant wordt het trekhout "alleen dan bij de kar gebruikt als het paard de haam tijdelijk niet kan dragen, en het borsttuig moet gebruiken, waarbij trekhout niet gemist kan worden". Informanten uit K 314, L 294 en Q 176a melden ook dat het trekhout zelden of nooit bij de kar gebruikt wordt - bij een kar met berries gaat het ook niet -, maar wel bij de wagen. Ook aan de ploeg en de eg kan een dergelijk dwarshout gehangen worden. De benamingen hiervoor stemmen overeen met die voor het zwenghout voor de wagen. De hier opgenomen kaart is gebaseerd op het materiaal van dit lemma en van het lemma zwenghout en spoorstok in wld I.2. [N 17, 69a; N G, 65a; monogr] || Het dwarshout waaraan van voren de strengen of de trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat aan de achterzijde aan de trein kipwagens is gekoppeld. Zie voor een afbeelding van het zwenghout wld I.2, pag. 177. [N 98, 53; monogr.] I-13, II-8
zwenghout, spoorstok dwarshout: dwīǝrshǫu̯.t (Maaseik), enkel warshout: e.ŋkǝl wīǝ.rsǫu̯.t (Maaseik), ploeghaam: plōxhām (Maaseik), trekschei: trękšęi̯ (Maaseik) Het dwarshout waaraan van voren de strengen of trekkettingen van het paard bevestigd zijn en dat van achteren aan een akkerwerktuig (ploeg, eg, e.d.) gekoppeld is. Zie afb. 98. [JG 1b + 1c + 1d + 2c; JG 2b-4, 3; N 11, 34a; N 11A, 103 + 103e; N 17, 69a add.; L 34, 11 add.; L 49, 26 add.; A 30, 26 add.; G 1, 26 add.; div.; monogr.] I-2
zweren een eed doen op: ch wîl dər ēͅjnən eͅjd op dōn (Maaseik), zijn eed doen op: ch wîl dər mîjnən ēͅjd op dōn (Maaseik), zweren: zwêren: zoals bête  ich wil ter op zwêren (Maaseik) Ik wil er een (of mijn) eed op doen [ZND 23 (1937)] III-3-1
zweren, etteren etteren: dij wonj zal ettere (Maaseik), díj wŭjn zal ĕtərə (Maaseik), ettere (Maaseik), zweren: zwé:re (Maaseik) Die wonde zal etteren [ZND 23 (1937)] || etteren [ZND 01 (1922)] III-1-2
zwerm zwerm: zwɛrm (Maaseik), zwɛ̄.rǝm (Maaseik) Het geheel van bijen met koningin dat de korf of kast verlaat. Een zwerm bestaat doorgaans uit een koningin, 10- tot 20-duizend werkbijen en een paar honderd darren. Zij zullen een nieuwe woning gaan zoeken. [N 63, 29d; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 100; A 9, 6; monogr.] II-6
zwerm vogels klocht: klöch (Maaseik), zwerm: zwērm (Maaseik) vlucht vogels || zwerm [Willems (1885)] III-4-1
zwermcel zwermdop: (mv)  zwɛrmdø̜p (Maaseik) Koninginnecel of moerdop die in de zwermtijd wordt bijgebouwd. De zwermcel heeft een dikke, ronde bodem. [N 63, 26c; N 63, 26b; N 63, 24c] II-6
zwermen zwermen: zwɛrmǝ (Maaseik) Het verlaten van korf of kast van een deel van het bijenvolk onder aanvoering van een koningin. Zij gaat een nieuw volk vormen. Een dag of acht, negen, voordat de nieuwe moer of koningin uit de koninginnecel komt, verdwijnt de oude moer met een deel van het volk. De moer wordt door de werkbijen wat meer voor het vliegen geschikt gemaakt door haar enorme legtempo wat te temperen. Dit doen ze door het eiwitrijke voedsel, dat de moer anders krijgt, wat te minderen. Het zware achterlijf slinkt dan in en de moer krijgt krachten om de vleugels te kunnen uitslaan of anders gezegd om te kunnen zwermen. [N 63, 29a; S 3; L 1a-m; JG 1a+1b; Ge 37, 99; monogr.] II-6
zwermlustig volk zwermduivels: (enk)  zwɛrmdȳvǝl (Maaseik) Volk dat graag zwermt. Een dergelijk volk heeft enige tientallen moerdoppen gebouwd, terwijl een zwermtraag volk het in de regel bij drie of vier moerdoppen zal laten of soms helemaal geen zwermcellen aanzet. [N 63, 39b; N 63, 39d; Ge 37, 121] II-6