e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
witte aalbes witte miemelen: mv: -e  witte miemele (Gulpen) [DC 13 (1945)] I-7
witte donderdag witte donderdag: witte donderdig (Gulpen) De donderdag in de week vóór Pasen, Witte Donderdag [jreune dónnesjtiech]. [N 96C (1989)] III-3-3
witte dovenetel witte doofnetel: wetǝ dǫu̯fniǝtǝl (Gulpen), -  witte douf niejetel (Gulpen) Lamium album L. De dovenetelsoort (zie het lemma Dovenetel, Algemeen) met roomwitte bloemen. Deze soort komt zeer algemeen voor op wegbermen, in weilanden en op stortplaatsen en wordt 30 tot 60 cm hoog. De plant bloeit van april tot de herfst. Als de opgave identiek is aan die van het lemma Dovenetel, Algemeen, dan is deze hier niet nog eens opgenomen. Dit lemma kan alleen gelezen worden als aanvulling op het lemma Dovenetel, Algemeen. [A 13, 12a; monogr.] || witte dovenetel (Lamium album L.) [DC 13 (1945)] I-5, III-4-3
witte kaas, wrongel fluiterd: fleutert (Gulpen), makei: makkei (Gulpen), witte kaas: witte kieés (Gulpen), witte kieës (Gulpen) hangop; Hoe noemt U: Een koud melkgerecht van karnemelk die men in een zak of in een doek opgehangen, heeft laten uitdruipen en vervolgens met melk en suiker aangemengd, opdient (hangop, hangebast) [N 80 (1980)] III-2-3
witte klaver, steenklaver steenklee: štē[klee] (Gulpen) Trifolium repens L. Een 5 tot 25 cm lange plant met kruipende stengels emn witte, later bruine, bloemhoofdjes, die van mei tot de herfst bloeien. Ook witte klaver wordt vooral als veevoeder en als dekvrucht geteeld, is eerder geschikt voor weiden dan voor maaien, maar stelt lagere eisen aan de grond. Zie ook de toelichting bij het lemma Klaver, Algemeen. Zie het lemma Klaver, Algemeen voor de fonetische documentatie van de woord(delen) klaver(-) en klee(-). [N 14, 83; monogr.] I-5
witte kool kappes: kappes (Gulpen, ... ), wit moes: wit moos (Gulpen, ... ), witmoos (Gulpen), zuurmoes: zoeër moos (Gulpen) witte kool als gerecht [N Q (1966)] || witte kool, als plant of gewas [N Q (1966)] || witte kool, de kool waarvan zuurkool gemaakt wordt [DC 27 (1955)] I-7, III-2-3
witte kwikstaart akkermannetje: akkermentje (Gulpen), kwikstaart: kwiksjtat (Gulpen), kwikstaart (Gulpen), kwikstaartje: kwiksjtetske (Gulpen), kwikstetske (Gulpen), witte kwikstots: witte kwikstoets (Gulpen) kwikstaart [N P (1966)], [SGV (1914)] || kwikstaart, wit [DC 26 (1954)] || kwikstaart, wit (18 zwart-wit-grijs; met lang wiebelstaartje; zeer algemeen; veel bij boerderijen en op wegen; roep [tijd-dik] [N 09 (1961)] III-4-1
witte waterlelie waterbloem: -  waterbloemen (Gulpen) witte waterlelie [DC 17 (1949)] III-4-3
witte, buitenlandse bloem amerikaans meel: amerikānsǝ mē̜l (Gulpen) De bakkwaliteit van bloem gemalen van harde tarwe is beter dan die van bloem ge-malen van zachte tarwe (Schoep blz. 7). Hetzelfde geldt voor de rogge. Omdat in het algemeen de buitenlandse tarwe en rogge harder zijn dan de inlandse, kan men zeggen dat de buitenlandse bloem een betere bakkwaliteit heeft dan de inlandse bloem. [N 29, 15b; N 29, 16] II-1
wittebrood wittebrood: wittebroeêd (Gulpen) wittebrood [SGV (1914)] III-2-3