e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q203p plaats=Gulpen

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
zavel, lichte klei leem: leèm (Gulpen), prat: prat (Gulpen), zavel: zavel (Gulpen, ... ) zand met klei, beekbezinking [zavel] [N 81 (1980)] || zand met kwarts, gele, bruine of grijze aarde [zavel] [N 81 (1980)] III-4-4
zedelijk slecht meisje flos: (oe = lang).  floes (Gulpen), loeder: loeder (Gulpen) een zedelijk slecht meisje [wiender, loeder, loopster, kit, duivin, lellebel, sloerie, wats, flauwtoet] [N 86 (1981)] III-2-2
zedenpreek zedenpreek: n zedeprèèk (Gulpen) Een zedenpreek, vermanende zedenles, sermoen. [N 96B (1989)] III-3-3
zedig fatsoenlijk: fatsuungelich (Gulpen), stil: sjtel (Gulpen), stil (Gulpen), zedig: zedig (Gulpen) Zedig. [N 96D (1989)] || zich strikt houdend binnen de grenzen van het zedelijk geoorloofde [stil, zedig] [N 85 (1981)] III-1-4, III-3-3
zedigheid zedigheid: zedighèèd (Gulpen) Zedigheid. [N 96D (1989)] III-3-3
zeef zeef: zeef (Gulpen) zeef [SGV (1914)] III-2-1
zeemlap vensterleer: vinsterlär (Gulpen), zeemleer: zēmlēͅr (Gulpen) zeem (leder) [SGV (1914)] || zeemleren voorwerp waarmee de ruiten worden afgedroogd [DC 15 (1947)] III-2-1
zeep zeep: ze spölt de teldere nog immer met grön zeep (Gulpen) Zeep. Ze doet de afwas nog altijd met goede zeep. [DC 35 (1963)] III-1-3
zeepsop luter: luuëter (Gulpen), sop: sop (Gulpen) sop [SGV (1914)] || zeepsop [SGV (1914)] III-2-1
zeer blij erg vro: erg vroëe (Gulpen) zeer blij [frut] [N 85 (1981)] III-1-4