e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q202p plaats=Eys

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wilde tijm bedstro: bedstruu (Eys), tijm: t‧ɛi̯m m. (Eys) Tijm; de blaadjes zijn langwerpig rond en naar achteren omgekruld; wordt in de linnenkast gelegd; ook gebruikt als specerij bij kool, salade en komkommer of in soep gekookt en als geneesmiddel tegen hoest (tamoe, tamus, tijmos, tijmis). [N 82 (1981)] || Wilde tijm (thymus serpyllum 5 tot 30 cm groot, struikachtig plantje, vaak zodevormend; de stengels zijn liggend of opstijgend, de stengel is behaard, onderaan meestal houtig. De bladeren zijn smal, elliptisch en klein. De bloemen staan in trosjes aan d [N 92 (1982)] III-4-3
wilde zucht zwal: šwǫl (Eys) Een zeer sterke zwelling van de uier en omgeving in de laatste tijd van de dracht. Deze wordt veroorzaakt door abnormaal grote hoeveelheden vocht in het onderhuidse bindweefsel van de uier, maar ook van de schaamstreek en soms van de buikstreek tot aan de voorbenen. Zie ook het lemma ''wilde zuch'' in wbd I.3, blz. 463. [N 52, 3; A 48A, 7] I-11
wilg (alg.) wijde: un wie (Eys), wie (Eys, ... ), wijdenstok: wieəstok (Eys) wilg [N 38 (1971)] || wilg (Salix) [DC 28 (1956)] || wilgensoorten [DC 28 (1956)] III-4-3
wilgenkatje katje: keͅ.tskə o. (Eys), kätjes (Eys) De aarachtige bloeiwijze van sommige bomen, katje (kat, katje, poeske, prop, stop, knop). [N 82 (1981)] III-4-3
wilgensoorten treurwijde: troe:rwie (Eys, ... ) wilgensoorten [DC 28 (1956)] III-4-3
wilgenteen tak: ta.k m. (Eys) De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)] III-4-3
willen willen: wille (Eys), willə (Eys) willen [SGV (1914)] || willen (geen context) [DC 38 (1964)] III-1-4
wimpel wimpel: wimpel (Eys), (m.).  we.mpəl (Eys) een lange smalle vlag [wimpel, vleugel] [N 90 (1982)] III-3-1
wimper plimp: plymp (Eys) wimper [DC 01 (1931)] III-1-1
wind vots: vo.ts (Eys), vots (Eys) Wind: ontsnappende darmgassen, een buikwind (scheet, veest, poepje, wind). [N 84 (1981)] III-1-1