e-WLD begrippen 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 1

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eiertikken ei slaan: t eͅi sjlōͅə (Nieuwenhagen), eieren kippen: eier kieppe (Waubach), eier kippe (Bree, ... ), eier kuppe (Ophoven), eier kuppe(n) (Maaseik), eier kuppen (Geistingen, ... ), eier-kippe (Posterholt), eiere kuppe (Thorn), eijer kippen (Opoeteren), eijer kuppe (Ell, ... ), eijer köppe (Heel), ējər kepə (Meijel), àèjerköppe (?) (Kanne), ééjer kippe (Meijel), De hardste schaal wint.  (eier) kippe (Maaseik), Het ging erom het ei van de ander, met wie men kupte, in te slaan.  kuppen: eier kuppen (Geistingen), je moet iemand anders zijn ei deuken (dialektwoord: blötsche)  eierköppe (Puth), soort eieren tikken  eiəkuppə (Leuken), Sub ei.  eier köppe (Brunssum), eieren kipsen: eijer kipse (Heel), eieren kletsen: eier kletse (Beesel), eieren klutsen: eier kleutse (Meijel), eieren knotsen: eeër knotse (Bilzen, ... ), eier knotsche (Itteren), eër knotze (Genk), eieren knutsen: eier knutsen (Neerpelt, ... ), eieren slaan: niet zeker of dit een dialectwoord is  eierslaan (Pey), eieren tikken: eejertikke (Swalmen), eeër tikke (Bilzen), eeër têkke (Bilzen), eier tikke (As, ... ), eier tikken (Born, ... ), eiertikke (Beesel, ... ), eiertikken (Sittard), ejjer tikke (Eigenbilzen), eͅiərtekə (Gennep, ... ), èhr tikken (Peer), niet zeker of dit een dialectwoord is  eiertikken (Blerick), eieren tippen: eier tieppe (Waubach), eier tippe (Baarlo, ... ), eiertippen (Tegelen, ... ), niet zeker of dit een dialectwoord is  eiertippen (Broekhuizenvorst), eieren titsen: aiertietsje (Kerkrade), eier tietsje (Bocholtz), Eier tietsje (Valkenburg), eier tietsje (Waubach), Eier-tietsje (Nieuwenhagen), eiere tietsje (Eys), eiertietsje (Heerlen), eijer tietsje (Waubach), ejjer-tietsje (Epen), ɛiər titsjə (Eys), Sub ai: Aier tietsje: sjpits óp sjpits en vót óp vót.  aier tietsje (Kerkrade), Sub ei.  eier tietsje (Brunssum), eieren tokken: (eeër) toekke (Bilzen), eieren toppen: eiere toepe (Gulpen), eiertip: eiertip (Swalmen, ... ), eitje kippen: eike kuppen (Tungelroy), eitje nutsen: èikë nùtsë (Tongeren), eitje tikken: eike tikke (Herten (bij Roermond)), eiketikke (Blerick, ... ), èjkə tikə (Maastricht), èkke tikken (Peer), eitjes kippen: eikes kuppe (Ell), eitjes tikken: eikes tikke (Bocholt), Sub tik-en-eeke: syn. eekes tikke.  eekes tikke (Zolder), ketsen: kɛtsə (Meijel), kippen: eieren} keupe (Ell), eieren} kippen (Heel), eieren} kuppen (Neeritter, ... ), eieren} kùppe (Berg-en-Terblijt), kepə (Heerlen, ... ), kiepe (Haelen), kieppe (Waubach), kippe (Bree, ... ), kippen (Born, ... ), kipə (Nieuwenhagen), kuppe (Brunssum, ... ), kuppen (Geistingen, ... ), kuuppə (Schinnen), kypə (Oirsbeek), k}uppe (Geleen, ... ), köppe (Grevenbicht/Papenhoven, ... ), køpə (Amstenrade, ... ), køͅpə (Geulle, ... ), kùppe (Schimmert), küppe (Schinnen), #NAME?  eieren} kippen (Born, ... ), Alla, noew èn gekiptj: kop of vot?  kippe (Echt/Gebroek), de kneus heet "bloetsj  eieren} kiepen (Voerendaal), Een Paaschgebruik. Bestaat daarin dat de een met de punt van een hard gekookt, gekleurd ei tikt op dat van een ander, die zorg heeft te dragen dat hij het zoodanig in dehand omkneld houdt, dat het zooveel mogelijk weerstand biedt, want hij, wiens ei wordt gedeukt, heeft verloren.  kippe (Sittard), Het is het tegen elkaar tippen van twee gekookte eieren door twee verschillende personen. Het was een soort volksvermaak, dat zich vroeger in de dorpscafés afspeelde. Degene wiens ei gedeukt werd was de verliezer en moest dan dit ei aan de overwinnaar afstaan. Er kwamen soms manden vol eieren aan te pas. Dit is nu al zon 60 jaar uitgestorven. Nu is het, met Pasen, alleen nog een amuserende aangelegenheid voor de kinderen thuis.  kippe (Herten (bij Roermond)), Korte open i.  kieppe (Heerlen), Met een hardgekookt ei, dat men stevig in de hand klemt, op de punt van het ei in de hand van de andere tikken. Wiens ei wordt gedeukt, is verloren. Soms wordt de winnaar dan ook nog de stompe onderzijde of "de vot"van het ei aangeboden, waarop deze dan met het stompe eind van zijn ei mag tikken. Op sommige plaatsen doet men dit met de punt van het ei, waarbij de ander dan vrijwel geen kans op succes meer heeft.  kippe (Sittard), Spel waarbij twee eieren tegen elkaar geslagen worden om te zien welke schaal het eerst breekt; wie erin slaagt andermans ei stuk te tikken krijgt dit ei. (Archaïsch).  kepə (Meeswijk), stoottoon  kuuppe (Schinnen), t Ai is jekiepd, het ei is gedeukt.  kieppe (Kerkrade), Z. knotsen b).  kippe (Maastricht), z. ook aars* en loddering*.  kippe (Roermond), Zie ook: kippe [Met een hardgekookt ei, dat men stevig in de hand klemt, op de punt van het ei in de hand van de andere tikken. Wiens ei wordt gedeukt, is verloren. Soms wordt de winnaar dan ook nog de stompe onderzijde of "de vot"van het ei aangeboden, waarop deze dan met het stompe eind van zijn ei mag tikken. Op sommige plaatsen doet men dit met de punt van het ei, waarbij de ander dan vrijwel geen kans op succes meer heeft].  kuppe (Sittard), kloppen: kloppen (Jeuk), klutsen: klutse (Bocholt, ... ), klutsen (Paal, ... ), knikken: #NAME?  eieren} knikken (Vijlen), knoppen: knoeppe (Eys), knuppe (Weert), knotsen: knoetse (Ingber), knootse (Maastricht), knotse (Eigenbilzen), knotsen (Maastricht, ... ), knōtse (Maastricht), knoͅtsjə (Maastricht), knoͅtsə (Maastricht, ... ), knótse (As), Mèt Paose stónte ze op de merret bij t kräömke te -.  knótse (Maastricht), knutsen: knutse (Meerlo, ... ), knutsen (Blerick, ... ), #NAME?  eieren} knutsen (Bergen), eieren} knötsen (Maastricht), kop van trol spelen: kop va(n) tro.l spe.le (Hasselt), Of dit "trol"hetzelfde woord is als de trol appelbol (z. ald.) is moeilijk uit te maken.  kop va(n) tro.l spe.le (Hasselt), paaseieren kippen: Paoscheier kuppe (Meerssen), paaseieren klutsen: Paos-eier klutse (Maastricht), paaseieren knotsen: Sub knótsen.  paosjeier knótsen (Uikhoven), paaseieren titsen: posjeier tietsje (Gulpen), paaseieren tokken: paoseier toeke (Montfort), tik een eitje: Syn. eekes tikke.  tik-en-eeke (Zolder), tikken: tekə (Susteren), tikke (Epen, ... ), tikken (Stein), geen dialectwoord  eieren} tikken (Schimmert), niet zeker of dit een dialectwoord is  eieren} tikken (Helden/Everlo, ... ), niet zeker of dit een dialectwoord is, tikken was wel in aanhalingstekens  eieren} tikken (Baarlo), tip en vot slaan: I (J. Frère, L.V., I, 5 en P.M., 4): "Te Tongeren bestond in 1860 bij Pasen nog het gebruik tïp én vòd slún. De markt was bezet met kraampjes die hard gekookte eieren verkochten tegen 0,05 ct of 3 voor 0,10 ct. Wie een ei bezat riep "tïp òf vòd"na de sterkte van de schaal aan beide zijden (met de tong) getest te hebben. Dan werd er "gëtoek"en degene met n geblutst ei verloor zijn ei."(P.M.).  tïp én vòd slún (Tongeren), Z.o. tïp én vòd.  tüp én vòd [slún} (Tongeren), tippen: niet zeker of dit een dialectwoord is, tenminste eieren is het niet  eieren} tippen (Blerick), titsen: tietsche (Eys), tietsje (Bocholtz, ... ), tietsjen (Heerlerbaan/Kaumer, ... ), tiĕtsje (Nieuwenhagen), titsjə (Nieuwenhagen), Mit de Oeëstere weëde aier jetietsjd.  tietsje (Kerkrade), zelfstandig naamwoord  tietžə (Vaals), zelstandig naamwoord  tietsje (Waubach), tokken: toeken (Lauw), toppen: toepe (Terlinden, ... ), töpfe (Lutterade), totsen: totse (Gronsveld) (Eieren) tikken. || *Trol: Met Pasen botste men zijn paasei tegen dat van een ander; hij, wiens ei kapot was, moest het zijne aan de ander afgeven. || 1. Een eierschaal stukmaken door b.v. met een voorwerp (een lepel b.v.) op de schaal te tikken. || 2. Kippen. || [Eiertikken]. || [Paaseieren] tikken. || b) Eieren tikken. || Eier kippen: spelletje waarbij men probeert met een hardgekookt ei het ei van de tegenstander kapot te tikken. || Eieren tikken. || Eierentikken. || Eierspel: kinderspel voor meisjes. || Eiertikken (een oud paasgebruik). || Eiertikken. || Eitje tikken. || Eitje tikken: spelletje met hard gekookte paaseieren. || Het gebruik om met hardgekookte eieren tegen elkaar te tikken [eiere tietsje, kuppe]. [N 96C (1989)] || het spelletje waarbij men probeert met een hardgekookt ei het ei van de tegenstander kapot te tikken [(eier)tikken, kippen, knutsen] [N 112 (2006)] || Het spelletje waarbij men probeert met een hardgekookt ei het ei van de tegenstander kapot te tikken [(eier)tikken, kippen, knutsen]. [N 88 (1982)] || Kippe*: eieren tikken, inz. als spel met paaseieren. || Kippen (van ei). || Kippen: 2. Tikken met paaseieren. || Met Pasen, bij elkander een ei tegen het ander kippe; d.w.z. aan de spits de schaal stukkloppen. || Paascheieren tegen elkaar tikken, een spel waarbij het sterke ei het stukgetikte wint. || Paaseieren tikken. || Paasgebruik in vroegere dagen. || Paasgebruik. || spelletjes met eieren [VC 29 (1964)] || Spelletjes met eieren met Pasen. [N 88 (1982)] || Tikken met een (Paasch-) ei. || Tikken met eieren, gebruikelijk met Pasen. || Tikken van paaseieren. || Tikken. || Tippen met eieren, hetgeen vooral met Pasen gebeurt. || Zeker spel uit de 19e eeuw: eiertikken. III-3-2