e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
zeugekooi zeugekooi:   zø̄gǝkui̯ (Herk-de-Stad), zø̄gǝkȳǝi̯ (Sevenum), zø̄gǝkōai̯ (Leuken), zø̄gǝkōi̯ (Baarlo, ... ), zø̜̄gǝkoi (Neerpelt) I-6
zeugekot zeugekooi:   zø̄gǝkǫt (Heiselt, ... ) I-6
zeugekouw zeugekooi:   zø̄gǝkǫu̯ (Kerkrade, ... ), zø̄gǝk˙ǫu̯ (Heugem) I-6
zeugeling tetveulen:   zōgǝleŋ (Hulsberg), zūxleŋ (Neeritter), zǫǝgǝleŋk (Kerkhoven), zǭu̯ǝgǝleŋ (Tessenderlo) I-9
zeugen zeugjagen: Ook zoogslaon.  zoge (Echt/Gebroek) III-3-2
zeugenbak zeugekooi:   zø̄gǝn˱bak (Blitterswijck, ... ) I-6
zeugestal zeugekooi:   zø̄gǝstal (Ell), zø̄gǝšta.l (Boukoul, ... ) I-6
zeughouwen pinkelen:   zoog huun (Hechtel), zooghuun (Hechtel), zeugjagen: De spelers zijn allen voorzien van een circa 1 1/2 m. lange knuppel, met een ietwat dikker uiteinde (de zoogklöppel). Men maakt een kul van ongeveer 25 cm doorsnede en half zoo diep (de kaetel). In een cirkel daaromheen worden op een afstand van 3 à 4 m. kleinere kuiltjes gemaakt van ongeveer 15 cm en wel één minder dan er spelers zijn. Voordat het spel begint neemt een der spelers alle "zoogklöppele"in een bundel bijeen, en laat ze met een schok in den "kaetel"vallen (kaetele of kuulkesjtókke). Hij wiens "klöppel"t verste van den ketel valt, moet de "zoog drieve"en is ketelhouder. Hij gaat nu met een steen of bal (de zoog) buiten den kring der andere spelers (de ketelwachters) welke ieder een kuiltje opzoeken (Hhn kaot) en houden den zoogklöppel daarin. De ketelhouder moet nu trachten de zoog door den ring der wachters heen, over den grond in den ketel te werken, hetgeen de wachters trachten te beletten door de zoog met hun knuppels zoo ver mogelijk van den ketel verwijderd te houden. Komt de zoog dicht bij een wachter, dan tracht deze dus hem met den knuppel weg te slaan.  zooghouwe (Sittard), vgl. pag. 507: [Zeugslaan?].  zoochhouen of zoochsjlaon (Sittard) III-3-2
zeugjagen pinkelen:   zoagjaage (Stokkem), zeugjagen: (Arch.) Sub zoog.  zoog jagen (Meeswijk), Sub zeug.  zoog jagen (Uikhoven) III-3-2
zeugje, zeugje, zeugje vleiwoord tot de zogende zeug:   zø̄xskǝ, zø̄xskǝ, zø̄xskǝ (Boukoul, ... ) I-12