e-WLD trefwoorden 

 
 
Filteren...

Overzicht

Gevonden: 140309
TrefwoordBegrip: dialectopgave (plaats)Toelichting
maske bijenkap:   maskǝ (Amby, ... ), gemaskerd persoon:   maske (Blerick, ... ), maskə (Kanne, ... ), (Ook: mom. z.a.)  maske (Gronsveld), gezicht (spotnamen):   maske (Blerick, ... ), maskə (Maastricht), hoofd (spotnamen):   maske (Baarlo), masker:   `maskə (Gemmenich), maske (Amby, ... ), maskə (Kanne, ... ), màske (Sint-Truiden), màskə (Rekem), ən maskē (Vaals), əə maskə (Tongeren), [1. Masker]: a) Den hele raam hóng vol ratels, maskes en fepe.  maske (Roermond), [2. Gemaskerd persoon]: b) obbins pakde mich twee maskes ónger den erm.  maske (Roermond), jong  maske (Gennep), Mèt Vêstënuòvënd vërkòchtë dë bàrbie:rs maskës én allëman mòs (of moe:s) èin hùbbë én zat dan zó ë lèid moembakkës òp.  maskë (Tongeren), ook voor persoon die gemaskerd is  maskə (Maastricht), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  maske(r) (Beegden), ps. omgespeld volgens Frings.  maske (Eys), Zie ook: mombakkes.  maske (Heerlen), stofmasker:   maskǝ (Lutterade  [(Maurits)]   [Maurits]) II-5, II-6, III-1-1, III-3-2
maskeerde man gemaskerd persoon:   ne maskiede maa (Lontzen) III-3-2
maskeerde mens gemaskerd persoon:   ne masskiede minsch (Lontzen) III-3-2
masker bijenkap:   maskǝr (Elen, ... ), gemaskerd persoon:   masker (Martenslinde), gezicht (spotnamen):   masker (Oost-Maarland, ... ), laskap, lashelm:   maskǝr (Jeuk), masker:   maesker (Kermt), masker (Beesel, ... ), maskər (Eys, ... ), mAskər (Venlo), màskər (Lozen), ə maskər (Paal, ... ), ə màskər (Beverlo, ... ), Als het vastelavond is hebben de kinderen ee(n) masker op.  maskər (Meeswijk), In het najaar, o.a. met Allerheiligen en Vastenavond. Bieten uithollen en kopfiguren maken. In het donker een kaars daarin laten branden en dat moesten "spoken"voorstellen.  maskers maaken (Eksel), minder gebruikt  masker (Aalst-bij-St.-Truiden), Mod.  masker (Posterholt), Op karnaval lopen veel mensen bij een masker op.  mḁskər (Niel-bij-St.-Truiden), ps. boven de a staat nog een ?; deze combinatieletter is niet te maken, omgespeld is het inderdaad een a.  masker (Grevenbicht/Papenhoven), Ze hadden allemaal een masker op.  maskər (Lommel), schietmasker:   maskǝ (Borgloon), maskǝr (Beringen, ... ), stofmasker:   masker (Lanklaar  [(Eisden)]   [Oranje-Nassau I, Oranje-Nassau II, Oranje-Nassau III, Oranje-Nassau IV]) II-1, II-11, II-5, II-6, III-1-1, III-3-2
maskerade (<fr.) gemaskerd persoon:   maskerāt (Beringen, ... ), maskerōt (Tessenderlo), maskraat (Hasselt), maskrāt (Hasselt, ... ), maskrōͅt (s-Herenelderen), maskrôot (Tongeren), maskərōͅdžə (Sint-Truiden), maskərōͅt (Herk-de-Stad), maskərōͅwət (Zonhoven), nə maskrāt (Beringen), ənə maskəraot (Tongeren), ənə màskrààt (Hasselt), Van Waals mascaråde personne masquee, eigenl. maskerade: z. J. Grauls, HCTD VII (1933), pag. 299.  maskeráát (Hasselt) III-3-2
maskie masker: Mv. maskiets.  maskie (Kerkrade) III-3-2
masonite kunststofplaat:   másǫnet (Bilzen), māšǝnit (Posterholt) II-12
maspoter erwtenzetter, gereedschap om erwten te zetten:   meispeuter (Sevenum), májspéútər (Meijel) I-7
maspruim pruim: soort dikke pruim  maspraum (Tongeren) I-7
masque (fr.) masker: Ook mombakkes.  mask (Wellen) III-3-2