23355 |
armenbanken |
vrije plaatsen:
verje platsen (L215p Blitterswijck)
|
De banken achter in de kerk, die niet werden verpacht [gemeine banken, vrije banken, ermebanke, vrije plaatsen?]. [N 96A (1989)]
III-3-3
|
21294 |
armoedig |
arm:
èrm (L215p Blitterswijck)
|
armoedig [SGV (1914)]
III-3-1
|
25055 |
armvol |
armvol:
ennen ervel höj (L215p Blitterswijck),
ɛrvǝl (L215p Blitterswijck)
|
armvol hooi [ennen erval hoj] [N 07 (1961)] || De hoeveelheid stro of aren die men in de armen kan vasthouden. Zie ook het lemma ''handvol hooi'' (5.1.4) in aflevering I.3. [N 7, 58; L 1, a-m; L 1u, 8; L A1, 88; Wi 51; monogr.]
I-4, III-4-4
|
19679 |
asbak |
assenbak:
asənbak (L215p Blitterswijck)
|
asbak
III-2-1
|
32672 |
asblok |
asblok:
as˱blǫk (L215p Blitterswijck),
aslade:
aslāi̯ (L215p Blitterswijck)
|
Het als ashouder of als as fungerende houten blok waaraan de wielen van de voorploeg bevestigd zijn. [N 11, 31.I.a; N 11A, 97a] || Houten blok met aan de onderzijde een gleuf waarin de metalen as bevestigd wordt, ter versteviging van de as. Zie verder ook WLD I.1 voor het asblok van de ploeg. [N 17, 40 + 44j + 50b + 51; N G, 48a; JG 1a; JG 1b; JG 1c; JG 2b; monogr.]
I-1, I-13
|
22897 |
aswoensdag |
asgoensdag:
Asgoensdag (L215p Blitterswijck),
asselegoensdag:
asselegoensdag (L215p Blitterswijck)
|
Aschwoensdag [SGV (1914)]
III-3-3
|
31935 |
avegaar |
efferd:
ɛfǝrt (L215p Blitterswijck)
|
Grote handboor met schroef- of lepelvormig uitlopend boorijzer dat met een dwarsstang wordt rondgedraaid en dient om zeer diepe en/of wijde gaten te boren. Zie ook afb. 79 en 80. De avegaar wordt door verschillende houtbewerkers gebruikt. De wagenmaker boort er onder meer de naven van karwielen mee uit, terwijl de klompenmaker de avegaar gebruikt om er aan de binnenkant van klompen hout mee weg te halen. Dit lemma bevat alleen algemene benamingen voor de avegaar (onder A), de schroefavegaar (onder B) en de lepelavegaar (onder C). Specifieke uitvoeringen van de avegaar zoals die bijvoorbeeld door de kuiper, de klompenmaker en de wagenmaker worden gebruikt, worden behandeld in de paragrafen over de terminologie van deze beroepen. Vgl. voor het woordtype never, dat werd opgegeven door respondenten uit Swalmen, Geulle en Valkenburg (L 331, Q 18, Q 101) ook het Limburgs Idioticon, pag. 176, s.v. never, ø̄Kruisboor. Geh. Kempenlandø̄ en voor het woordtype borendrouw uit Eupen (Q 284) RhWb (I), kol. 1437, s.v. Drau, ø̄das Gestell am Handbohrer, das den eingesetzten Bohrer dreht, Bohrwinde Drehbügelø̄. Met de lepelavegaar werken werd in Hasselt (Q 2) uitbuikeren (ø̜̄ǝt˱bø̜̄.kǝrǝ) genoemd. [N G, 32a; N 53, 167a-c; L 32, 35; A 32, 8; monogr.]
II-12
|
25073 |
averechts, achterstevoren |
krangs:
krangs (L215p Blitterswijck)
|
achterstevoren, averechts
III-4-4
|
20582 |
avondmaal |
avondeten:
aoventète (L215p Blitterswijck)
|
de laatste maaltijd van de dag (verschil tussen zomer en winter [N 06 (1960)]
III-2-3
|
20546 |
azijn |
azijn:
azeͅi̯n (L215p Blitterswijck),
edik:
ēk (L215p Blitterswijck)
|
azijn
III-2-3
|