e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

Gevonden: 2572
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bidden beden: bêje (Blitterswijck) bidden [SGV (1914)] III-3-3
bidprentje doodsprentje: uitgereikt bij iemands overlijden  dodsprīntje (Blitterswijck) bidprentje; gedachtenisprentje III-2-2
biechten (gaan) biechten (gaan): biechte (Blitterswijck) biechten [SGV (1914)] III-3-3
biechtstoel biechtstoel: biechtstoel (Blitterswijck) De biechtstoel, het meestal houten optrekje waarin de priester biechthoort [biech(t)sjtool?]. [N 96A (1989)] III-3-3
bieden bieden: bieje (Blitterswijck), bijə (Blitterswijck) bieden [RND], [SGV (1914)] III-3-1
bier bier: bier (Blitterswijck), bīēr (Blitterswijck), bieër van paters vätje: zeer goed bier. De paters Franciskanen in Venray hadden een eigen brouwerij voor het klooster  biər (Blitterswijck) bier [RND], [SGV (1914)] III-2-3
biestmelk biest: bis (Blitterswijck) De eerste melk van de koe, nadat ze gekalfd heeft. [L 32, 100; JG 1a, 1b; S 3; A 7, 18; monogr.] I-11
bietenkapmes bietenmes: bitǝmɛs (Blitterswijck) Speciaal voor dit doel vervaardigd lang gebogen mes, "met een handvat als van een zaag", merkt de zegsman in L 322 op. Het werd gedaan met een "gewoon mes", een "broodmes" in: K 278, 357, L 211, 265, 282, 286, 291, 314, 322a, 324, 355, 355a, 366, 413, 416, 420, P 176, Q 2, 4, 72; met "de sikkel" in K 359, L 331, 355, 370, 374, Q 2, 2b, 99*; onder de "zessel" en de "hiep" wordt een hakmes verstaan. [N 12, 47; monogr.] I-5
bietenloof, bladerkroon groenblader: grȳnblār (Blitterswijck), loof: luǝf (Blitterswijck) De bladeren van de bietenplant. [N 12, 46; L 30, 34b; monogr.; add. uit N 12, 48] I-5
bietenplantjes uitdunnen uitdunnen: ytdønǝ (Blitterswijck) Uit de rijen jonge plantjes telkens enkele exemplaren weghalen zodat de overgebleven bietenplantjes meer ruimte krijgen om uit te groeien. Doorgaans wordt dit werk in twee fases gedaan. Eerst wordt met de schoffel of de hak op regelmatige afstanden de rij plantjes over de breedte van de schoffel onderbroken. Van de overgebleven groepjes wordt dan iets later alleen het beste plantje overgehouden; de andere worden met de hand uitgetrokken. Tegelijk wordt dat geselecteerde plantje extra aangezet. Intussen wordt, zoals op het aardappelveld, regelmatig onkruid gewied; zie de toelichting bij het lemma Aanaarden. Het object van de handeling is steeds bieten, bietenplantjes. [N 12, 45; N Q, 8; JG 1b; monogr.; add. uit N 15, 2] I-5