29408 |
binder |
binder:
bindǝr (L215p Blitterswijck)
|
Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.]
I-4
|
33347 |
binnendeur tussen woonhuis en stal |
staldeur:
[stal]dø̄r (L215p Blitterswijck)
|
De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b]
I-6
|
18225 |
binnenstebuiten |
krangs:
krangs (L215p Blitterswijck)
|
krang (t binnenst buiten) [SGV (1914)]
III-1-3
|
33936 |
bit |
gebit:
gǝbet (L215p Blitterswijck)
|
IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.]
I-10
|
33937 |
bitstang |
stang:
staŋ (L215p Blitterswijck)
|
De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42]
I-10
|
24469 |
blad (alg.) |
blad:
blad (L215p Blitterswijck, ...
L215p Blitterswijck)
|
blad [SGV (1914)]
III-4-3
|
32972 |
blad, bladeren van een plant |
blad:
blat (L215p Blitterswijck),
blader:
blē̜r (L215p Blitterswijck)
|
Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.]
I-4
|
33504 |
bladkool, snijkool |
bladkool:
bladkoel (L215p Blitterswijck),
sloor:
sloor (L215p Blitterswijck)
|
bladkool [N 12A (1965)]
I-7
|
24514 |
bladrozet van de paardebloem |
stob:
stoeb (L215p Blitterswijck),
rozet van de paardebloem
stoeb (L215p Blitterswijck, ...
L215p Blitterswijck,
L215p Blitterswijck,
L215p Blitterswijck,
L215p Blitterswijck,
L215p Blitterswijck),
stobbe:
stoebbe (L215p Blitterswijck)
|
paardebloem, bladrozet van [SGV (1914)] || rozet ve paardenbloem
III-4-3
|
19978 |
blaffen |
blaffen:
blaffe (L215p Blitterswijck)
|
blaffen [SGV (1914)]
III-2-1
|