e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Blitterswijck

Overzicht

Gevonden: 2572
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
binder binder: bindǝr (Blitterswijck) Degene die achter de maaier of aflegger aankomt en die de door hem gemaakte geleggen tot schoven bindt. Vergelijk ook het lemma ''aflegger'' (4.4.4). Soms is door de zegsman de opgave van de mannelijke vorm aangevuld met de aanduiding van de vaak voorkomende vrouwelijke vorm; waar deze afleiding onregelmatig is, is deze hier ook aangegeven. [N 15, 15c en 26; monogr.] I-4
binnendeur tussen woonhuis en stal staldeur: [stal]dø̄r (Blitterswijck) De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b] I-6
binnenstebuiten krangs: krangs (Blitterswijck) krang (t binnenst buiten) [SGV (1914)] III-1-3
bit gebit: gǝbet (Blitterswijck) IJzeren mondstuk aan het hoofdstel dat men een paard in de mond, boven de onderkaak legt, en waaraan de teugels bevestigd zijn. De meeste bitten bestaan uit een rechte stang, sommige hebben een beugel in het midden om te voorkomen dat het paard zijn tong op de stang legt. Voor enkele plaatsen (L 270, Q 75, 94, 169, 174 en179) wordt gemeld dat de opgegeven term ook ter aanduiding van het wolfsgebit gebruikt wordt. [JG 1a, 1b, 2b; N 13, 19, 38b, 41; L 35, 45b; monogr.] I-10
bitstang stang: staŋ (Blitterswijck) De ijzeren stang van het bit dat het paard in zijn mond heeft. De benaming voor dit onderdeel is vaak hetzelfde als die voor het bit in zijn geheel. [N 13, 42] I-10
blad (alg.) blad: blad (Blitterswijck, ... ) blad [SGV (1914)] III-4-3
blad, bladeren van een plant blad: blat (Blitterswijck), blader: blē̜r (Blitterswijck) Blad, als deel van een plant. De meervouden en verkleinwoorden zijn apart behandeld. [JG 1a, 1b; A 3, 1; L 1, a-m; L 4, 1; L 14, 16; L 32, 21; S 3; R 7, 25; R 12, 26; monogr.] I-4
bladkool, snijkool bladkool: bladkoel (Blitterswijck), sloor: sloor (Blitterswijck) bladkool [N 12A (1965)] I-7
bladrozet van de paardebloem stob: stoeb (Blitterswijck), rozet van de paardebloem  stoeb (Blitterswijck, ... ), stobbe: stoebbe (Blitterswijck) paardebloem, bladrozet van [SGV (1914)] || rozet ve paardenbloem III-4-3
blaffen blaffen: blaffe (Blitterswijck) blaffen [SGV (1914)] III-2-1