20695 |
balkenbrij |
kruipuit:
krū.bū.t (L421p Dilsen)
|
balkenbrij [Goossens 1b (1960)]
III-2-3
|
30825 |
balpartij |
balpartij:
balpartij (L421p Dilsen)
|
Het voorste gedeelte van de schoen wat betreft het loopvlak. [N 60, 167b]
II-10
|
18469 |
balpartij [wld ii.10, p. 7] |
balpartij:
balpartij (L421p Dilsen)
|
Het voorste gedeelte van de schoen wat betreft het loopvlak (balpartij? terd? tree? trap? tred?) [N 60 (1973)]
III-1-3
|
32005 |
bankhaak |
bankhaak:
baŋk˱ǭk (L421p Dilsen)
|
Een rechte metalen staaf waaraan aan het ene einde onder een enigszins scherpe hoek een plat blad gesmeed is. De bankhaak wordt in het bankhaakgat geslagen en dient om houten delen op het werkbankblad vast te klemmen. Vgl. afb. 114. Zie ook het lemma ɛklemhaakɛ in Wld II.11, pag. 48-49.' [N 53, 210a; monogr.]
II-12
|
31319 |
bankschroef |
achtertang:
axtǝrtaŋ (L421p Dilsen),
bankschroef:
baŋkšruf (L421p Dilsen),
kleine tang:
klęjn taŋ (L421p Dilsen)
|
Het werktuig dat aan de voorzijde ter hoogte van één van de poten en soms ook aan de zijkant van de werkbank is aangebracht en dient om werkstukken vast te klemmen. De bankschroef bestaat uit een houten blok dat met het werkblad verbonden is door middel van een horizontale draadspil die er dwars doorheen steekt. Aan de voorzijde is deze spil voorzien van een houten of ijzeren zwengel waarmee de bankschroef los- en vastgedraaid kan worden. Zie ook afb. 113. [N 53, 208j; N 53, 208n-o; monogr.]
II-12
|
18173 |
barrevoets |
barvoets:
baervəs (L421p Dilsen)
|
blootvoets [RND]
III-1-3
|
19487 |
beddenbak, ressortbak |
veerbak:
vērbak (L421p Dilsen)
|
springbak van een bed, ressortbak [N 56 (1973)]
III-2-1
|
21546 |
bedelen |
schooien:
sujən (L421p Dilsen),
sxuə (L421p Dilsen)
|
kent ge het woord schooien ? (uitspraak + betekenis) [ZND 42 (1943)]
III-3-1
|
19471 |
bedsprei |
bedsprei:
beͅtsprēͅi̯ (L421p Dilsen)
|
bedsprei [RND]
III-2-1
|