18047 |
etter |
materie:
mətejərə (P196p Veulen)
|
etter (van een wonde) [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
18010 |
flauwvallen |
van zijn sus vallen:
van zənə sys valə (P196p Veulen)
|
in bezwijming vallen [ZND B1 (1940sq)]
III-1-2
|
18021 |
fluim |
fluim:
flø.m (P196p Veulen)
|
fluim [ZND A2 (1940sq)]
III-1-2
|
17807 |
gaan |
gaan:
gon (P196p Veulen)
|
gaan [ZND A2 (1940sq)]
III-1-2
|
20530 |
gaar |
murw:
møͅrəf (P196p Veulen)
|
murw (gaar gekookt) [ZND A1 (1940sq)]
III-2-3
|
19375 |
gang |
gang:
gāŋk (P196p Veulen),
voorhuis:
veͅrəs (P196p Veulen)
|
gang [ZND A1 (1940sq)] || huisgang (waarlangs men binnentreedt) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-1
|
28847 |
garen |
garen:
gǫwn (P196p Veulen),
gǫǝn (P196p Veulen),
gǭnj (P196p Veulen)
|
Gesponnen draad in het algemeen. Het garen kan gemaakt worden van allerlei vezels, bijv. katoen, wol, zijde en linnen. [N 62, 55a; N 59, 6a; L 1a-m; L 7, 58; L 17, 4; L 28, 14; L A1, 18; L B1, 69; L B1, 80; MW; S 7; monogr.]
II-7
|
20796 |
geeuwhonger |
geeuwhonger:
goͅu̯huŋər (P196p Veulen)
|
geeuwhonger (ziekelijke honger) [ZND B1 (1940sq)]
III-2-3
|
33705 |
gegraven waterloop |
gracht:
grāx (P196p Veulen)
|
In het algemeen is in dit lemma sprake van een gegraven waterloop als afscheiding of om overtollig water af te voeren of om te bewateren. In dialectenquêtes zijn er veel vragen gesteld naar de benamingen voor een sloot, graaf of gracht. In de antwoorden bleek veel overlap te zitten. Het gaat hier om waterlopen die verschillend van breedte kunnen zijn. Omdat de antwoorden hierover niet eenduidig waren, was het niet mogelijk aan een begrip een vaste breedte toe te kennen. Algemeen kan men zeggen dat een gracht een bredere sloot is, een graaf een wat bredere, vaak droge sloot, en dat een goot, grub en zouw wat smallere waterlopen zijn. Het overeenkomstige bij alle waterlopen is dat ze gegraven zijn. [N 27, 24; AGV, m1; A 20, 1c; A 20, 1d; A 10, 21; A 2, 48; L 24, 27; L 1a-m; L 36, 4; L A1, 62; Lu 1, 5; R 14, 23j; S 11, 33; monogr.]
I-8
|
27539 |
geit |
geit:
gēi̯t (P196p Veulen)
|
Geit in het algemeen. Ten aanzien van germ merken enkele informanten (L 292 (Heythuysen), Q 99 (Meerssen), 111* (Ransdaal)) op dat hiermee een vrouwelijke geit wordt bedoeld. Zie afbeelding 7. [N 77, 74; L 14, 32; A 9, 20; JG 1a, 1b; Wi 7; NE I, 16; AGV, m3; Gwn 5, 13; Vld.; monogr.; S, Q 105 add.; S 10, add.]
I-12
|