e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L247z plaats=Broekhuizenvorst

Overzicht

Gevonden: 182

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
schurft schurft: sxø̜rf (Broekhuizenvorst) Een zeer hardnekkige, heftig jeukende huidaandoening, die kan leiden tot sterke vermagering en zelfs tot totale uitputting van de aangetaste dieren. Schurft wordt veroorzaakt door verschillende soorten mijten, voor ieder dier weer verschillend. Zie ook het lemma ''schurft'' in wbd I.3, blz. 479-481. [N 3A, 89; N 52, 13; A 48A, 26; monogr.] I-11
sinaasappel appelesien: appelesien (Broekhuizenvorst), appelsien: appelsien (Broekhuizenvorst), sinaasappel: sinaasappel (Broekhuizenvorst) sinaasappel [DC 48 (1973)] III-2-3
slaapbol klaproos: klaproës (Broekhuizenvorst), klaprōēĕ (Broekhuizenvorst) Papaver somniferum L. [DC 48 (1973)] III-4-3
snuffelziekte snuffelziekte: snuffelziekte (Broekhuizenvorst) Een aandoening van het neusschelpje en het neustussenschot en in een verder stadium van het benige geraamte van de bovenkaak. De dieren krijgen heftige en uitputtende niesbuien; de ademhaling is snuivend; er treden neusbloedingen op en de uitvloeiing uit de neus is dun en soms ook slijmig (WBD I.6, blz. 854). [N 52, 20; N 76, 50; A 48a, 33] I-12
spat spat: spat (Broekhuizenvorst) Er zijn verschillende soorten spat. Een beenwoekering aan de voorknie, soms ter grootte van een vuist, noemt men voorkniespat, een harde verdikking aan de onder- of binnenzijde van het spronggewricht spat. De ziekte is ongeneeslijk en veroorzaakt veelal kreupelheid. Zie ook het lemma ''bolspat'' (7.27). Zie afbeelding 19. [A 48A, 54f; N 8, 90d, 90f, 90g en 90j] I-9
spelen (alg.) spelen: speule (Broekhuizenvorst) Als je klaar bent mag je gaan spelen. [DC 35 (1963)] III-3-2
spieken foetelen: alg. unfair spel  foetele (Broekhuizenvorst) spieken; Hoe noemt u bij een proefwerk stiekum gebruik maken van een boek of een papiertje/ [DC 48 (1973)] III-3-1
stobbe poest: pus (Broekhuizenvorst) Stronk van een gekapte boom die met het wortelstelsel nog in de grond zit. [N 50, 7e; N 75, 87c; A 45, 35; N 16, add.; monogr.] II-12
stoep stoep: stoep (Broekhuizenvorst) stoep, trottoir; hoe noemt men in uw woonplaats de stoep of het trottoir langs een straat? [DC 47 (1972)] III-3-1
stop, tapkraan dop: dǫp (Broekhuizenvorst) De, volgens respondenten uit Horst (L 246), Broekhuizenvorst (L 0247), Venlo (L 271) en Beesel (L 300), van kurk vervaardigde stop, die ter afsluiting in het tapgat wordt geslagen. Wanneer het houten vat wordt aangeslagen, wordt de stop vervangen door een houten tapkraan. [A 36, 3d; monogr.] II-12