e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Doenrade

Overzicht

Gevonden: 3950
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
band, lint band: banjtj (Doenrade) Lintvormig weefsel van katoen, linnen, fluweel enz. ter afboording, versiering of versteviging. [N 62, 58d; N 62, 58c; Gi 1.IV, 55; Gi 1.IV, 56; monogr.] II-7
bandiet bandiet: bandiet (Doenrade, ... ) bandiet [SGV (1914)] || een gewelddadige schurk [bandiet, schobbert, schobbejak, deugniet, boelmaker] [N 90 (1982)] III-3-1
bandje om de kraag vast te zetten lommel: lummel (Doenrade) het bandje op de kraag dat diende om deze eventueel vast te zetten (lummel?) [N 59 (1973)] III-1-3
bandje over de mouw aan de onderkant pat (<fr.): cfr. WNT: pat (I) [van fr. patte], bet. 2): oneig., als kleermakersterm; ook in den verkl. patje. Een korte strook of lap die met het eene uiteinde aan een deel van het kledingstuk is bevestigd en aan het andere uiteinde door middel van een knoop wordt vastgemaakt.  pat (Doenrade) een bandje over de mouw aan de onderkant (pat?) [N 59 (1973)] III-1-3
bang bang: bang (Doenrade), schouw: sjuuj (Doenrade) een min of meer beredeneerde vrees van iets hebbend [bang, schouw] [N 85 (1981)] III-1-4
bangerik bangerik: bangerik (Doenrade) iemand die altijd bang is [bloodaard, coion, bangerik] [N 85 (1981)] III-1-4
bank van lening bank: bank (Doenrade) de instelling van gemeente of particulieren waar men geld krijgt op onderpand van onroerende goederen [bank van lening, lommerd, pandjeshuis] [N 89 (1982)] III-3-1
barensweeën ween: weejə (Doenrade) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)] III-2-2
barrevoets barvoets: bervus (Doenrade) barrevoets [SGV (1914)] III-1-3
basiliek basiliek (<lat.): bqseliek (Doenrade) Een basiliek. [N 96A (1989)] III-3-3