20635 |
dronken |
een stuk in zijn hakken:
n stök in z’n hakke (Q096p Bunde),
schtök in z’n hakke (Q096p Bunde)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|
20622 |
dronken zijn |
een stuk in hebben:
n stök in höbbe (Q096p Bunde),
een stuk in zijn kloten hebben:
Vulgair.
schtök in z’n klaote höbbe (Q096p Bunde),
een stuk in zijn kont hebben:
n stök in z’n kont höbbe (Q096p Bunde),
een stuk in zijn kraag hebben:
n stök in z’ne kraog höbbe (Q096p Bunde),
een stuk in zijn zwitser hebben:
e schtök in z’ne schwitser höbbe (Q096p Bunde),
hem om hebben:
h’m um höbbe (Q096p Bunde)
|
dronken [N 10 (1961)]
III-2-3
|
25232 |
droog blijven |
vast weer:
vast (Q096p Bunde)
|
droog blijven, gezegd van het weer [overblijven] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
20554 |
drop |
krissie:
krissie (Q096p Bunde, ...
Q096p Bunde)
|
drop [Weijnen BN 01 (1938)] || drop; Hoe noemt U: Ingedikt sap, aftreksel van zoethout, drop (kalissie, drop) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
20565 |
dropwater |
krissiewater:
krissiewater (Q096p Bunde)
|
Hoe noemt U: Water waarin drop is opgelost (sepnat, kalissewater, kalissesap, poeliepek, kloters) [N 80 (1980)]
III-2-3
|
25126 |
druilerig en koud weer |
regenachtig (weer):
regenechtig (Q096p Bunde)
|
regenachtig, gezegd van het weer [ruizerig] [N 81 (1980)]
III-4-4
|
25133 |
druppel |
druppel:
ein dröppel water (Q096p Bunde),
en dröppel waater (Q096p Bunde),
⁄n dröppel (Q096p Bunde)
|
druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
21171 |
duiker |
duiker:
duuker (Q096p Bunde)
|
de waterdoorgang onder een weg (duiker, heul, geul, schoor) [N 90 (1982)]
III-3-1
|
17666 |
duim |
duim:
doem (Q096p Bunde, ...
Q096p Bunde)
|
duim [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21965 |
duivenhok |
duifhuis:
dūvǝs (Q096p Bunde),
duivenkot:
duvǝkǫt (Q096p Bunde)
|
Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6
|