18139 |
buil op het hoofd |
bult:
bult (Q096p Bunde, ...
Q096p Bunde),
knop:
knop (Q096p Bunde)
|
buil op het hoofd [buts, buil] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
26624 |
builmolen |
zeefmolen:
zēfmø̄lǝ (Q096p Bunde)
|
Werktuig waarmee de molenaar in het groot de verschillende soorten van bloem en zemelen uit het meel scheidt. De builmolen bestaat uit een veelhoekige, vaak vier tot vijf meter lange, draaiende trommel waar een fijne zijden doek, de buildoek, rond is gespannen. Het meel wordt in de ronddraaiende trommel met behulp van een lange spiraal verplaatst. Vooraan in de trommel is de buildoek zeer fijn; meer naar achter toe wordt hij telkens steeds grover. Zo worden met behulp van de buil achtereenvolgens kriel, kort(meel) en zemelen afgescheiden. Enkele molenaars gebruiken in plaats van een buildoek verschillende zeven, van zeer fijn tot zeer grof. De woordtypen meelzeef, meelzift, zeef en zift zijn in dit lemma opgenomen omdat de invullers aangaven dat het hier specifiek een molen, dus geen handzeef, betrof. De builkast uit Q 19a bestond uit een draaiende trommel met een lengte van ca 2 meter en een doorsnee van 60 à 70 cm, die was bespannen met drie soorten doek: a) zeer fijn, voor wittebrood (weg: wɛk); b) minder fijn, voor grof brood (grove weg: grōvǝ wɛk) en c) grof, voor veevoer (veevoer: viǝvōr). Voor de niet-fonetisch gedocumenteerde vormen van -ømolenŋ respectievelijk ømolenŋ zie men het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 38b; N 18, 136; Vds 242; Jan 238; Coe 216; Grof 241; N 14, 136; N D, 33 add.]
II-3
|
20455 |
buitenechtelijk kind |
basterd:
basterd (Q096p Bunde)
|
een niet uit een wettelijk huwelijk geboren kind, buitenechtelijk kind [bastaard, speelkind, voorloper, voorkind] [N 86 (1981)]
III-2-2
|
22875 |
buitenspel |
buitenspel:
Karte 167.
buitenspel (Q096p Bunde)
|
Abseits.
III-3-2
|
21507 |
burgemeester |
burgemeester:
börregemeister (Q096p Bunde)
|
het wettelijk hoofd/de vertegenwoordiger van een gemeente [burgemeester, burger, burgmeester] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
21702 |
buur |
nabuur:
naober (Q096p Bunde)
|
iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20223 |
buurman |
nabuur:
naober (Q096p Bunde)
|
iemand die naast ons woont [naober, buur, buurman] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20241 |
buurt |
nabuurschap:
naoberschap (Q096p Bunde)
|
het deel van een stad of dorp waarvan de bewoners elkaar goed kennen [buurt, gebuurt, geburen, naoberschap] [N 90 (1982)]
III-3-1
|
20837 |
cervelaatworst |
droogworst:
drwjégwoorsj (Q096p Bunde),
drwögwoorsj (Q096p Bunde),
worst van veel mager varkensvlees, soms met rundvlees vermengd, die met hammen en spek aan het plafond gedroogd wordt
drûûegwoorsj (Q096p Bunde),
plokworst:
worst met stukken spek
blokwoorsj (Q096p Bunde)
|
droogworst [N 06 (1960)] || plokworst [N 06 (1960)]
III-2-3
|
20545 |
cichorei |
sokkerij:
sookerei (Q096p Bunde),
suikerij:
sookerei (Q096p Bunde)
|
cichorei; Hoe noemt U: Surrogaat of smaakverbeterend middel voor koffie gemaakt van de wortel van een bepaalde plant die gemalen en geroosterd wordt (cichorei, cikorei, suikerij, suikeraai, sekraai, bitter, Gemertse koffie) [N 80 (1980)]
I-7, III-2-3
|