19302 |
bezig |
bezig:
bèzig mèt (Q096p Bunde)
|
bezig zijn [ZND 19a (1936)]
III-1-4
|
17996 |
bibberen |
beven:
bève (Q096p Bunde),
bibberen:
bibbere (Q096p Bunde)
|
beven [rijde, ridde, riere, rijgele, rijere] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33254 |
bietenmolen |
krotenmolen:
kru̯atǝmø̄lǝ (Q096p Bunde)
|
Instrument om voerderbieten in brokken te malen zodat de beesten deze eten kunnen. [N 18, 108; add. uit N 5A, 34d]
I-5
|
33247 |
bietenriek |
krotenriek:
kru̯atǝrēk (Q096p Bunde)
|
Riek om bieten mee te verplaatsen. Doorgaans met minder tanden dan de aardappelriek, maar wel met bolletjes aan de uiteinden van de tanden om de bieten niet te beschadigen. Bij krotengaffel, achter in het lemma, wordt uitdrukkelijk opgemerkt dat het stuk gereedschap 8 tot 10 tanden heeft. Vergelijk ook de toelichtingen bij de lemmaɛs Aardappelriek en Bietenkopper. [N 18, 25a, 25b en 64; JG 1d; A 28, 3; monogr.]
I-5
|
22704 |
bikkelen |
bikkelen:
bikkele (Q096p Bunde)
|
Bikkelen. [BN 03]
III-3-2
|
17652 |
bil |
bats:
bats (Q096p Bunde, ...
Q096p Bunde),
bàts (Q096p Bunde, ...
Q096p Bunde)
|
Bil. Ook platte woorden! [DC 01 (1931)]
III-1-1
|
33347 |
binnendeur tussen woonhuis en stal |
gangdeur:
gaŋk˱dē̜ ̞r (Q096p Bunde)
|
De deur die vanuit het woonhuis toegang geeft tot de aangrenzende stal(len). Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel (stal) het lemma "stal" (2.1.2). [N 5A, 32b]
I-6
|
21820 |
binnensmonds praten |
monkelen:
monkelen (Q096p Bunde)
|
binnensmonds praten [prevelen, pruttelen, murmelen, rullen] [N 87 (1981)]
III-3-1
|
18225 |
binnenstebuiten |
links:
links (Q096p Bunde)
|
binnenste buiten, gezegd van een kledingstuk [krang(s), averechts, auws] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
22689 |
bioscoop |
cinema:
Karte 240.
cinema (Q096p Bunde),
film:
Karte 240.
film (Q096p Bunde)
|
(Ich gehe ins) Kino.
III-3-2
|