18032 |
zure oprisping |
zuur:
t zoor brik mich op (L269b Boekend),
ut zoor brik mich op (L269b Boekend)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
33618 |
zuring, groente |
zuring:
zeuring (L269b Boekend)
|
Hoe noemt u: zuring (rumex acetosa - fam. polygoneae) [N 71 (1975)]
I-7
|
18033 |
zuur oprispen |
opbreken, het zuur breekt mij op:
t zoor brik mich op (L269b Boekend),
ut zoor brik mich op (L269b Boekend)
|
oprisping hebben gepaard gaande met een zure smaak in de mond [opzuure] [N 10 (1961)] || oprisping, een zure oprisping [de vuilen opbot, zooj, zuur] [N 10a (1961)]
III-1-2
|
20541 |
zuurdesem |
zuurdeeg:
Syst. WBD
zoordeig (L269b Boekend)
|
Zuurdeeg, gebruikt i.p.v. gist (heevel?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20679 |
zuurkool |
zuurmoes:
Syst. WBD
zoormoos (L269b Boekend)
|
Zuurkool (zoerkolle, suuremoes?) [N 16 (1962)]
III-2-3
|
20680 |
zuurkoolstamppot |
zuurmoesstamp:
Syst. WBD
zoormoosstamp (L269b Boekend)
|
Stamppot van aardappelen en zuurkool [N 16 (1962)]
III-2-3
|
17883 |
zwaaien |
zwingelen:
zwingele (L269b Boekend)
|
Zwaaien: (langzaam) ritmisch heen en weer bewegen, bijv. met de armen (scharrewarren, scharmaaien, zwingelen). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
19459 |
zwabber |
zwabber:
zwabber (L269b Boekend)
|
Dweil aan een steel gebonden (zwabber, dweil, aftrekker) [N 79 (1979)]
III-2-1
|
18160 |
zwachtel |
windel:
windel (L269b Boekend)
|
Zwachtel: lange, smalle strook dun linnen of verbandgaas bijv. voor het verbinden van een wond (windel, vees). [N 84 (1981)]
III-1-2
|
17557 |
zwak en mager persoon |
fijne, een -:
⁄n fieëne (L269b Boekend),
ozelaar:
unnen ozelaer (L269b Boekend)
|
zwak, tenger iemand [N 37 (1971)]
III-1-1
|