20294 |
vriend |
vriend:
vriint (P120p Alken),
vrīŋ (P120p Alken)
|
vriend(in) [RND] || vrienden [ZND 44 (1946)]
III-3-1
|
20276 |
vroedvrouw |
vroedvrouw:
vroedvrouw (P120p Alken)
|
Hoe noemt men de (gediplomeerde) vrouw die helpt bij de geboorte, indien er geen dokter aanwezig is? (nld. vroedvrouw) [ZND 46 (1946)]
III-2-2
|
23276 |
vroegmis |
vroege mis:
vrygəmis (P120p Alken),
vroegmis:
vrugmis (P120p Alken)
|
Hoe heet de vroegste mis op zondag? [ZND 38 (1942)] || vroegmis [RND]
III-3-3
|
21276 |
vrouw |
vrouw:
vroͅw (P120p Alken),
vru.u (P120p Alken)
|
vrouw [RND], [RND]
III-3-1
|
34059 |
vrouwelijk kalf |
vaarzenkalf:
vi̯āzǝ[kalf] (P120p Alken)
|
[N 3A, 20; N C, 7b; JG 1a, 1b; A 9, 17b; Gwn V, 5b; monogr.]
I-11
|
34396 |
vrouwelijk lam |
ooitje:
ōkǝ (P120p Alken)
|
[L 34, 34; L 20, 22c; A 4, 22c; A 2, 45; R 3, 36; N 70, 3; N 19, Q 111 add.; AGV m 3; monogr.]
I-12
|
34064 |
vrouwelijk rund dat voor de eerste keer drachtig is |
eersteling:
i̯ǫsǝleŋ (P120p Alken)
|
[N C, 9e en 10a; JG 1a, 1b; add. uit N 3A, 14a, 20 en 22]
I-11
|
34390 |
vrouwelijk schaap in het algemeen |
ooitje:
ou̯i̯.kǝ (P120p Alken),
ōkǝ (P120p Alken)
|
De benamingen voor "vrouwelijk schaap" beantwoorden vooral aan de drie woordtypen ooi/ooitje, germ/germpje en het algemene woord schaap. Ten aanzien van het woordtype germ kan men opmerken dat het woord in nogal wat plaatsen kan duiden op het vrouwelijk schaap dat nog niet gelamd heeft. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; R 3, 35; A 4, 22b; AGV, m3; L 1a-m; L 5, 30a; L 29, 32; L 20, 22b; L B2, 318; monogr.; S 23, Q 113 add.]
I-12
|
34308 |
vrouwelijk varken |
zoog:
zou̯i̯.x (P120p Alken)
|
Vrouwelijk varken. Ten aanzien van gelt wordt opgemerkt dat het synoniem is met zeug (L 416), dat het een vrouwelijk, niet gedreven varken is (L 312, 353), dat het een vrouwelijk varken is dat niet dient voor de kweek (L 282, 286, 313, 315, 316, 354, 355, 356) of juist wel voor de kweek is bestemd (K 278). Verder kan het een oud woord zijn voor de zeug (L 354, 355) en kan het op een gesneden, vrouwelijk varken duiden (L 312). Oorspronkelijk duidde gelt op het gecastreerde vrouwelijk varken. In de loop van deze eeuw is men gelt ook gaan gebruiken voor het vrouwelijk varken. [L 20, 4a; L 14, 13; L 3, 2a; JG 1a, 1b, 1c, 1d, 2c; A 4, 4c; Wi 9; NE 1, 12; NE 2.I.8; AGV K1; R XII, 46; Gwn 5, 11; N M, 22 add.; N C, add.; Vld.; monogr.]
I-12
|
21920 |
vrouwelijke duif |
duivin:
dəvin (P120p Alken),
hen:
hen (P120p Alken)
|
Duif, vrouwelijk. [ZND 39 (1942)] || Wijfjesduif. [Goossens 1b (1960)]
III-3-2
|