e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=P120p plaats=Alken

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
vingerlid vingerlid: vingerleed (Alken) lid van de vinger [ZND 37 (1941)] III-1-1
vink vink: vɛnk (Alken) vink [ZND 43 (1943)] III-4-1
violier flier: flier (Alken), violier: flier (Alken), fliër (Alken) Cheiranthus cheiri, Fr. Giroflée des murailles [ZND 15 (1930)] || Violier (Matthiola incana (L.) R.Br.). Sierplanten, meestal met langwerpige, gaafrandige bladeren; grijsachtig door de dichte beharing. De bloemen zijn verschillend gekleurd, maar niet geel, meestal paarsrood. Dik van blad en vaak met dubbele bloemen. Hau [ZND 15 (1930)] I-7, III-2-1
viool viool: vioel (Alken) het muziekinstrument dat bestaat uit een houten kast met klankgaten en een hals waarop 4 snaren zijn gespannen en dat bespeeld wordt met behulp van een strijkstok [viool, fiool, tremp] [N 112 (2006)] III-3-2
viooltje fletje: fleetje (Alken), hondsflet: hondsfiëlet (Alken) Viola, Fr. violette [ZND 34 (1940)] I-7
vishengel visgarde: vee-ischgo-it (Alken), vislijn: vèslèen (Alken) Een lange stok om mee te vissen. [ZND 23 (1937)] || het vistuig bestaande uit een lange houten of rieten stok; aan het uiteinde is een snoer bevestigd waaraan een verschuifbare dobber zit en aan het einde een haakje [hengelgarde, topgaarde, geert, garde, lijn, roede, visgeert, vislijn, visroede] [N 112 (2006)] III-3-2
vissnoer lijn: lèen (Alken) een touw met een of meer haken om vis te vangen [snoer, lijn] [N 112 (2006)] III-3-2
vlaams vlaams: vlaimsch (Alken) vlaams [ZND 23 (1937)] III-3-1
vlaamse gaai blauwe hanno: blauwe henno (Alken), meetkolf: mejjetkolf (Alken), mijtkolf (Alken) vlaamse gaai (meerkol) [ZND 34 (1940)] III-4-1
vlechten vlechten: vleichte (Alken) Vlechten. Lokken haar op regelmatige wijze kruizelings door elkaar strengelen [vlechten, breien] [N 114 (2002)] III-1-1