24434 |
winde |
winde:
wɛjŋ (P120p Alken)
|
Winde waarmee in geval van een getand sluisijzer de sluisdeur op- of afgedraaid kan worden. Zie ook afb. 68 en 69 en de toelichting bij het lemma ɛsluisijzerɛ.' [Vds 45; Jan 42; Coe 28; Grof 63]
II-3
|
25958 |
windmolen |
windmolen:
wɛjn[molen] (P120p Alken)
|
Een molen die door de wind wordt aangedreven. De windmolen kan worden onderverdeeld in twee belangrijke hoofdgroepen: de standerdmolen en de Hollandse molen. Zie voor de fonetische documentatie van het woorddeel -ømolenŋ het lemma ɛmolenɛ.' [Sche 2; Grof 2; monogr.; N D add.]
II-3
|
33832 |
windzuiger |
windzuiker:
węi̯njtj˲ző̜̄.kǝr (P120p Alken)
|
Paard dat zich bijv. op de rand van een deur of voerbak vastklemt en met een klokkend geluid lucht naar binnen zuigt, die in de plaats van in de longen in de maag terechtkomt. Door te veel lucht in de maag kan het koliek (zie het lemma ''buikkrampen'' (7.4)) krijgen. [JG 1a, 1b; N 8, 62q, 84f en 85; A 48A, 41b en 41c]
I-9
|
18434 |
winkelhaak |
winkelhaak:
weŋkǝlhōǝk (P120p Alken),
winkelhōēk (P120p Alken)
|
Haak waarvan de armen een hoek van 900 vormen. Met de winkelhaak wordt haaks afgetekend en worden werkstukken op hun haaksheid gecontroleerd. Zie ook afb. 2. [N 30, 13a; monogr.] || Winkelhaak. Een rechthoekige scheur in een kledingstuk. [N 114 (2002)]
II-9, III-1-3
|
21566 |
winkelkorf |
eierkorfje:
om eieren te rapen
eirkorfje (P120p Alken),
net:
e = Fr. est
net (P120p Alken)
|
Korf of zak die aan de arm gedragen wordt wanneer men naar de winkel gaat. [ZND 36 (1941)]
III-3-1
|
24279 |
winterkoninkje |
winterkoninkje:
weenterkeuningske (P120p Alken)
|
winterkoninkje [ZND 34 (1940)]
III-4-1
|
28637 |
wintervoerbak |
klonk:
kluŋk (P120p Alken)
|
Bak, bord of klomp waarin het voedsel wordt toegediend. [N 63, 109b; monogr.]
II-6
|
33238 |
winterwortelen |
poten:
pǫu̯tǝ (P120p Alken)
|
Daucus carota L. subsp. sativus (Hoffm.) Arcang. Bedoeld zijn hier de winterwortelen (of winterpenen) die op de akker worden geteeld, zowel als veevoeder, alsook voor de consumptie door mensen, met name voor de hutspot. De fijne variëteit tuinworteltjes komt in de aflevering over de moestuin aan bod. [N Q, 6c; JG 1a, 1b, 2c; A 4, 26c; A 49, 2b; L B2, 342; L 8, 100b; L 15, 29; L 20, 26c; Wi 7; S 45; monogr.]
I-5
|
22373 |
wip |
wipplank:
wipplaank (P120p Alken)
|
het speeltuig bestaande uit een in evenwicht liggende balk of plank; op de uiteinden ervan nemen personen plaats die samen, door zich beurtelings tegen de grond af te zetten, het toestel op en neer doen gaan [kwikkwak, pontewaag, wiegelewouter, wip] [N 112 (2006)]
III-3-2
|
17612 |
wipneus |
wipneus:
wipneus (P120p Alken)
|
Wipneus (stoepneus, topneus). [N 109 (2001)]
III-1-1
|