e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweerterheide

Overzicht

Gevonden: 1206
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
dweil dweil: dwɛ̄l (Altweerterheide) dweil III-2-1
dweilen dweilen: dwɛlə (Altweerterheide) dweilen III-2-1
echtgenoot baas: baas (Altweerterheide), mens: mins (Altweerterheide) baas, echtgenoot || echtgenoot III-2-2
eekhoorn eekhoorntje: eikuûrke (Altweerterheide), vlooienbok: spottend, figuurlijk  vloeëjebók (Altweerterheide) eekhoorntje III-4-2
een dak beschieten beschieten: bǝsxētǝ (Altweerterheide) Een houten beschot op de gordingen aanbrengen. [N 54, 174b; monogr.] II-9
eendekroos eendemoos: aendjemoos (Altweerterheide) eendekroos III-4-3
eenmaal geschoren schaap scheerling: sxē̜rleŋ (Altweerterheide) Bedoeld wordt een schaap dat eenmaal is geschoren en één paar vaste tanden heeft. Het schaap wordt voor de eerste keer geschoren als het ongeveer 15 maanden oud is. Het heeft twee tanden als het ongeveer een-en-driekwart jaar oud is. Men kan zeggen dat het in dit lemma gaat om een schaap van ongeveer 15 maanden tot ongeveer 2 jaar. [N 77, 12; N 77, 13; N 70, 6a; JG 1d; AGV, m 3; monogr.] I-12
eer eer: ieër (Altweerterheide) eer III-1-4
eetlust fames: faames (Altweerterheide), fanes: Ich hep ¯ne gooje faanes  faa’nes (Altweerterheide) honger, trek III-2-3
egel stekelvarken: staekelvêrreke (Altweerterheide) egel III-4-2