19504 |
dweil |
dweil:
dwɛ̄l (L318e Altweerterheide)
|
dweil
III-2-1
|
19657 |
dweilen |
dweilen:
dwɛlə (L318e Altweerterheide)
|
dweilen
III-2-1
|
20394 |
echtgenoot |
baas:
baas (L318e Altweerterheide),
mens:
mins (L318e Altweerterheide)
|
baas, echtgenoot || echtgenoot
III-2-2
|
24436 |
eekhoorn |
eekhoorntje:
eikuûrke (L318e Altweerterheide),
vlooienbok:
spottend, figuurlijk
vloeëjebók (L318e Altweerterheide)
|
eekhoorntje
III-4-2
|
30220 |
een dak beschieten |
beschieten:
bǝsxētǝ (L318e Altweerterheide)
|
Een houten beschot op de gordingen aanbrengen. [N 54, 174b; monogr.]
II-9
|
24584 |
eendekroos |
eendemoos:
aendjemoos (L318e Altweerterheide)
|
eendekroos
III-4-3
|
34400 |
eenmaal geschoren schaap |
scheerling:
sxē̜rleŋ (L318e Altweerterheide)
|
Bedoeld wordt een schaap dat eenmaal is geschoren en één paar vaste tanden heeft. Het schaap wordt voor de eerste keer geschoren als het ongeveer 15 maanden oud is. Het heeft twee tanden als het ongeveer een-en-driekwart jaar oud is. Men kan zeggen dat het in dit lemma gaat om een schaap van ongeveer 15 maanden tot ongeveer 2 jaar. [N 77, 12; N 77, 13; N 70, 6a; JG 1d; AGV, m 3; monogr.]
I-12
|
19119 |
eer |
eer:
ieër (L318e Altweerterheide)
|
eer
III-1-4
|
20613 |
eetlust |
fames:
faames (L318e Altweerterheide),
fanes:
Ich hep ¯ne gooje faanes
faa’nes (L318e Altweerterheide)
|
honger, trek
III-2-3
|
24430 |
egel |
stekelvarken:
staekelvêrreke (L318e Altweerterheide)
|
egel
III-4-2
|