30461 |
doorslag, drevel |
drijver:
drī.vǝr (L318e Altweerterheide)
|
Stalen stift met aan de onderzijde een enigszins kegelvormig uiteinde, waarmee men de koppen van spijkers in het hout drijft. [N 54, 139b; monogr.]
II-9
|
20398 |
dopeling |
kosterkindje:
wordt ook gezegd tegen een kind dat nog duimt
kösterkintje (L318e Altweerterheide)
|
dopeling
III-2-2
|
20848 |
dopen |
soppen:
soppe (L318e Altweerterheide, ...
L318e Altweerterheide)
|
indopen van brood in koffie || stukjes brood in vet(uit spek gebraden) dopen
III-2-3
|
24753 |
dophei |
toethei:
erica
toothej (L318e Altweerterheide)
|
dophei
III-4-3
|
19991 |
dorpel |
dorpel:
dɛ.rpǝl (L318e Altweerterheide)
|
Zie kaart. Horizontale laag natuursteen of bakstenen aan de onderkant van een deurkozijn. Zie ook de lemmata 'Strekkenlaag', 'Staande rollaag', 'Liggende rollaag' en 'Hardsteen'. Met de term 'stofdorpel' wordt doorgaans een extra dorpelstuk aangeduid, dat soms op de onderdorpel van een binnendeurkozijn wordt aangebracht. Zie ook het lemma 'Stofdorpel'. [N 32, 12d; A 43,18; L 5, 72; L 12, 12; L B1, 152; A 45, 31; R 3-46; monogr.; Vld]
II-9
|
24664 |
dovenetel (alg.) |
dampnetel:
dâmpneetel (L318e Altweerterheide),
doofnetel:
daufneetel (L318e Altweerterheide)
|
dovenetel
III-4-3
|
20659 |
draad |
vaam:
vām (L318e Altweerterheide)
|
Samenhangend geheel van ineengedraaide vezels (van vlas, hennep, katoen, zijde of andere stof) tot een aanmerkelijke lengte dun uitgesponnen. Bij de antwoorden op de vraag naar draad of draad garen in de enquête van Schrijnen - Van Ginneken - Verbeeten (S) leest men nogal eens de opmerking dat ø̄draadø̄ ook van ijzer kan zijn, terwijl een ø̄draad garenø̄ vaam wordt genoemd. Daarom kunnen draad en vaam in eenzelfde plaats genoemd worden voor het begrip ø̄draadø̄. Het is ook duidelijk dat het algemeen Nederlandse draad het oudere vadem gaat verdringen. [N 62, 55b; N 62, 55a; L 1a-m; L 1u, 40; L 8, 29; L 17, 4; L A2, 304; L B1, 69; L B1, 76; Gi 1.IV, 26; Wi 5; S 27; monogr.]
II-7
|
31355 |
draaibank |
draaibank:
drɛjba.ŋk (L318e Altweerterheide
[(mv drɛjbɛ.ŋk)]
)
|
Werktuig waarmee metaal kan worden bewerkt. Een horizontale draaibank bestaat meestal uit een bed waarop alle overige machine-onderdelen zijn bevestigd, een vaste kop waarop zich het aandrijfmechanisme met drijfplaat of klauwplaat bevindt, een losse kop met center en een verplaatsbare overlangsslede of support waarop de draaibeitel in een beitelhouder kan worden gemonteerd. Zie ook de toelichtingen bij de volgende lemmata. Met de draaibank kunnen onder meer cilindervormige voorwerpen in- en uitwendig worden gedraaid, voorkanten worden afgevlakt, profielen worden gedraaid en men kan er schroefdraad mee snijden. Volgens de invuller uit Q 116 was de draaibank bij een smid niet gebruikelijk. [N 33, 222; monogr.]
II-11
|
20500 |
drank |
drank:
Drânkwaage: drinkeboer Verklw. drênkske
drânk (L318e Altweerterheide)
|
drank
III-2-3
|
18877 |
drenzen |
banderen:
bêndere (L318e Altweerterheide),
meken:
maeke (L318e Altweerterheide)
|
drenzen, zeuren || huilend zeuren
III-1-4
|