e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Altweerterheide

Overzicht

Gevonden: 1206
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
braak braak: brāk (Altweerterheide) Houten toestel om de vlas- en hennepstengels te kneuzen en de houtachtige delen, de scheven (zie het lemma ɛschevenɛ), grotendeels te verwijderen. Van jongere datum is een machine waarin, tussen in elkaar grijpende tandrollen, de houtachtige stengel van de plant in kleine stukjes wordt gebroken (Brouwers, pag. 93). Zie afb. 67.' [N 48, 16b; monogr.] II-7
braam braam: brǭm (Altweerterheide) Ruige, oneffen rand die ontstaat na het gieten of zagen van metaal. [N 64, 55c; N 33, 164 add.; monogr.] II-11
braambes braamberen: braombieër (Altweerterheide), bramelen: braômel (Altweerterheide) braambes III-4-3
braamsluiper bramenteut: brieëmetäöt (Altweerterheide), hegteut: hektäöt (Altweerterheide), teut: täöt (Altweerterheide), wolteut: wioltäöt (Altweerterheide) braamsluiper III-4-1
braamstruik bramen: brieëm (Altweerterheide) braamstruik III-4-3
braden braden: ¯nen Herst, ¯ne eike en aerpel braoje gebraoje aerpel  braoje (Altweerterheide) braden in vet of olie III-2-3
braken braken: brākǝ (Altweerterheide) De houtachtige stengels van het vlas met behulp van een braak kneuzen en breken, zodat ze eraf vliegen. [N 48, 16a; monogr.] II-7
branden borren: bøͅrə (Altweerterheide) branden III-2-1
brandnetel netel: neêtel (Altweerterheide) netel III-4-3
brandstof stokens: stuəkəs (Altweerterheide) iets om te stoken III-2-1