24131 |
bosrietzanger |
korenfluiter:
koeërefluiter (L318e Altweerterheide),
korenmusje:
koeëremöske (L318e Altweerterheide),
korenteut:
koeëretäöt (L318e Altweerterheide)
|
bosrietzanger
III-4-1
|
34258 |
boter |
botter:
buǝtǝr (L318e Altweerterheide)
|
Het bovengedreven vet op de melk. Dit is het eindprodukt van het karnen. [N 12, 51, 52, 55, 58 en 61; JG 1a, 1b; L 1a-m; L 1u, 114; L 20, 26b; L 22, 8; L 27, 67 en 69; S 4 en 17; A 4, 26a en 26b; A 7, 19, 21, 22 en 23; A 9, 15b; A 16, 8a; A 28, 7; N 5A (I]
I-11
|
20637 |
boterham |
boterham:
boeëteram (L318e Altweerterheide),
boöteram (L318e Altweerterheide)
|
boterham
III-2-3
|
20713 |
boterham (kinderwoord) |
bam:
Verklw. bammetje
bam (L318e Altweerterheide)
|
kinderlijk gezegde voor boterham
III-2-3
|
32556 |
boterkorf |
botermand:
buǝtǝrmaŋ (L318e Altweerterheide)
|
Rechthoekige mand met hengsel en aan de bovenzijde soms twee kleppen. Zie ook afb. 289. De boterkorf werd volgens het Venrays woordenboek (pag. 105) vroeger gebruikt door boeren om daarmee hun zelfgemaakte boter naar de markt te brengen. [N 20, 50; N 40, 97; N 40, 111; N 40, 112; N 40, 113; monogr.]
II-12
|
19517 |
botervlootje |
boterpot:
Verklw. boeëterpötje
boeëterpot (L318e Altweerterheide, ...
L318e Altweerterheide),
botervlootje:
būətərvly(3)̄ətjə (L318e Altweerterheide)
|
botervloot || botervlootje
III-2-1, III-2-3
|
19682 |
bouwval |
keviep:
kəvip (L318e Altweerterheide),
schevaak:
sxəvā.k (L318e Altweerterheide)
|
bouwval || oud en bouwvallig bouwsel
III-2-1
|
30325 |
bovenlicht |
bovenlicht:
buǝvǝlēxt (L318e Altweerterheide),
kopraam:
kǫprām (L318e Altweerterheide),
spinnekop:
spenǝkǫp (L318e Altweerterheide)
|
Zie kaart. Met de term 'bovenlicht' kan zowel een vast raam boven een (voor)deur als het al dan niet naar binnen openklappend bovenste deel van een raam worden bedoeld. De woordtypen 'waaier', 'waai', 'spinnekop', 'deurlicht' en 'deurvenster' duiden specifiek een vast raam boven een deur aan. [S 4; L 1 a-m; L 22, 10; L B1, 170; N 55, 54a; A 46, 10a, add.; A 46, 10c; A 49, 10; monogr.]
II-9
|
25076 |
bovenmate, hevig, zeer |
ontaard:
óntaartj (L318e Altweerterheide),
ontiegelijk:
óntieglik (L318e Altweerterheide)
|
buitengewoon, in hoge mate
III-4-4
|
19406 |
braadpan |
braadpan:
brōͅtpan (L318e Altweerterheide),
kasserol:
kəstroͅl (L318e Altweerterheide)
|
braadpan || kookpan, braadpan
III-2-1
|