e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L378p plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
want want: [mv.; tj: mouillering]  wantje (Stevensweert) wanten, met duim maar zonder vingers [N 23 (1964)] III-1-3
warm weerx warm (weer): wĕrme (Stevensweert), wéérmö (Stevensweert) warm [SGV (1914)] || warm, gezegd van het weer [smoel] [N 81 (1980)] III-4-4
was was: was (Stevensweert) wasch [SGV (1914)] III-2-1
wasmand wasmand: wasmanj (Stevensweert) In het algemeen een van twee oren voorziene, ronde of ovale mand voor wasgoed. De wasmand was vaak van witte wissen gemaakt. Zie ook afb. 286. [N 20, 50; N 40, 95; N 40, 106; N 40, 107; N 40, 108; N 20, 48 add.; monogr.] II-12
wastobbe, wasteil kuip: kuup (Stevensweert), waskuip: waskuup (Stevensweert) teil, in de betekenis van zinken tobbe die ovaal van vorm is en twee handvatten heeft; betekenis/uitspraak [N 20 (zj)] III-2-1
waterdichte laars jachtstevel: jagsteevel (Stevensweert), waterstevel: watersteevel (Stevensweert) laars, lange waterdichte ~ waarvan de schacht tot aan de lies reikt [watersjtievel, lieslaars] [N 24 (1964)] III-1-3
waterhoen waterhoen: waterhoon (Stevensweert) waterhoen (33 rode bles en wit onder de staart, die vaak wordt opgewipt; algemeen [N 09 (1961)] III-4-1
waterketel, moor moor: moeàr (Stevensweert) waterketel van koper of ijzeren met hengsel en tuit (moor, meur) [N 20 (zj)] III-2-1
waterloot diefje: NCDN  deefkö (Stevensweert) Een tak die ontstaat op de stam (dief, waterlot). [N 82 (1981)] III-4-3
waterpokken waterpokken: wáátörpoakö (Stevensweert) Waterpokken: besmettelijke ziekte waarbij rode vlekjes op de huid ontstaan die in blaartjes overgaan (windpokken, wijnpokken, respok). [N 84 (1981)] III-1-2