e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=L378p plaats=Stevensweert

Overzicht

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
wijsvinger wijsvinger: wiesvinger (Stevensweert) wijsvinger [N 10 (1961)] III-1-1
wijwatervat wijwatersbak: wiewatersbak (Stevensweert) De met wijwater gevulde bak bij de ingang(en) van de kerk [wijwater(s)bak, -vat, -steen?]. [N 96A (1989)] III-3-3
wilde eend eend: aenj (Stevensweert), èènj (Stevensweert) eend, wilde — || eend: wilde eend (58 overal bekend; groene kop en nek; bruine borst [N 09 (1961)] III-4-1
wilde gans wilde gans: ein wilj goas (Stevensweert) wilde [v] [een ~ gans] [SGV (1914)] III-4-1
wilde hoofdharen vleughaar: vluughaor (Stevensweert) hoofdharen, wilde ~ [vliechhaar] [N 10 (1961)] III-1-1
wilde tijm tijm: -  tiem (Stevensweert), NCDN  tijm (Stevensweert) Tijm; de blaadjes zijn langwerpig rond en naar achteren omgekruld; wordt in de linnenkast gelegd; ook gebruikt als specerij bij kool, salade en komkommer of in soep gekookt en als geneesmiddel tegen hoest (tamoe, tamus, tijmos, tijmis). [N 82 (1981)] || wilde tijm [DC 60a (1985)] III-4-3
wilgenkatje katje: NCDN  kétjö (Stevensweert) De aarachtige bloeiwijze van sommige bomen, katje (kat, katje, poeske, prop, stop, knop). [N 82 (1981)] III-4-3
wilgenteen tak: NCDN  ták (Stevensweert) De tak, wijg van een wilg (wis, poot, sliet). [N 82 (1981)] III-4-3
willen willen: wille (Stevensweert) willen [SGV (1914)] III-1-4
wimper oogsplimp: auchsflumpe (Stevensweert), plimp: plump (Stevensweert), wimper: wumper (Stevensweert) wimper [DC 01 (1931)] III-1-1