e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
aanrekenen in rekening brengen: in rāēkəning bringə (Beesel) betaling vragen voor een geleverd artikel; in rekening brengen [schrijven, aankalken] [N 89 (1982)] III-3-1
aanrijgen inrijgen: inriejə (Beesel), invamen: invéémə (Beesel), rijgen: rijgen (Beesel) tot een snoer verenigen [ritsen, resemen, rijgen] [N 91 (1982)] III-4-4
aanstaan aanstaan: aansjtaon (Beesel), bevallen: bevallə (Beesel), gaden: gāājə (Beesel) behagen, bevallen, aangenaam zijn [gaden, gaaien, aanstaan] [N 85 (1981)] III-1-4
aanstoot geven aanstoot geven: aansjtoeët géévə (Beesel), ergeren: ergərə (Beesel) mensen ontstemming of ergernis geven door onzedelijk gedrag [geven] [N 85 (1981)] III-1-4
aanwezigheid daar zijn: dao zin (Beesel), doa zin (Beesel) de aanwezigheid, het aanwezig zijn [antwoord] [N 91 (1982)] III-4-4
aar van de lisdodde fakkel: WLD  fakkel (Beesel) aar vd grote lisdodde (kolf, toorts, fakkel). [N 92 (1982)] III-4-3
aardappel patat: pa`tat (Beesel), pǝtat (Beesel) Solanum tuberosum L. De algemene benaming voor het gewas en het produkt. Voor het lemma Aardappel is, naast de vragenlijsten voor het enkelvoud, ook gebruik gemaakt van opgaven voor het meervoud en voor samenstellingen. Voor vormen als jappel, jarpel, jatappel, ja(r)dappel is geen afzonderlijk type geconstrueerd. Ze zijn ondergebracht bij het type aardappel. Elper is opgevat als een metathesis-vorm van de variant erpel; en zo is ook jalper een metathesis van jarpel, zoals kelver voorkomt naast kervel en zulker naast zurkel. Indien niet uitdrukkelijk aangegeven, is het voor de varianten van de typen crompîre en grompeer niet uit de opgaven zelf op te maken of deze eind- dan wel begin-accent hebben. Volgorde in het type aardappel (V staat voor een klinker): 1. -rdVp- (-rtVp-) 2. -dVp- (tVp-) 3. -rVp- 4. -rp- (-rǝp-) 5. -p-. [N 12, 1-4; JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 20, 1a; A 23, 17; L 1, a-m; L 1 u, 120; L B2, 354; L 2, 14; L 32, 4; L 34, 8; L 35, 77; L 43, 8; Lu 1, 17; R 3, 27; S 1; Gwn 9, 1; monogr.; add. uit N 18, 64; N M, 15-18; A 21, 1f] I-5
aardappelen stampen stampen: sjtampe (Beesel) stampen; Hoe noemt U: Fijnmaken van b.v. aardappelen (deisteren, moezelen, moezen, britsen) [N 80 (1980)] III-2-3
aardappelloof loof: lǫuf (Beesel) De bladeren van de aardappelplant. Ze worden na de oogst bijeengeharkt en verbrand; zie het lemma Aardappelloof Verbranden. Het regelmatig bepalend deel aardappel-, als eerste element in samenstellingen, is hier weggelaten. Bij het woordtype stro geeft de zegsman van L 386 op: "als het droog is". [N 12, 6; JG 1a, 1b, 2c; L 1, a-m; L 30, 34a; S 22; monogr.] I-5
aardappelloof verbranden verbranden: vǝrbranjǝ (Beesel) De bladeren van de aardappelstruiken worden in het veld op een hoop gegooid en, als ze voldoende gedroogd zijn, verbrand. [A 45, 27c; monogr.] I-5