19819 |
anjer, anjelier (dianthus caryophyllus l.) |
violet:
-
flet (L300p Beesel)
|
tuinanjer [SGV (1914)]
III-2-1
|
21251 |
anker |
anker:
anker (L300p Beesel)
|
anker [SGV (1914)]
III-3-1
|
22111 |
apart lossen |
apart lossen:
apartə lossə (L300p Beesel),
apart lossing (zn.):
apartə lossing (L300p Beesel)
|
het apart lossen van jonge en oude duiven? [N 93 (1983)]
III-3-2
|
21848 |
arbeid |
werk:
het werrek (L300p Beesel)
|
het werken, het arbeiden [foter, werk] [N 89 (1982)]
III-3-1
|
25272 |
are, maat van 100 m2 |
are:
aar (L300p Beesel),
āār (L300p Beesel)
|
de maat die een oppervlakte aangeeft van 100 vierkante meter [are] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
33100 |
aren lezen |
zomeren:
zø̄mǝrǝ (L300p Beesel)
|
Het oprapen en verzamelen van de achtergebleven aren op het veld. Het was vroeger gewoonte de aren die op het pasgemaaide en geoogste veld achterbleven, te laten liggen, zodat behoeftigen deze konden verzamelen. Het was een vorm van armenzorg. [N 15, 35; JG 1a, 1b, 1c, 2c; L 39, 40; Lu 3, 6; R [s], 31; R 3, 68; monogr.; add. uit A 23, 16.2]
I-4
|
18239 |
armband |
armband:
ermbandj (L300p Beesel)
|
band- of ringvormig, gewoonlijk metalen sieraad dat om de arm of pols gedragen wordt [armband, bracelet] [N 86 (1981)]
III-1-3
|
21294 |
armoedig |
armoedig:
ermeudig (L300p Beesel)
|
armoedig [SGV (1914)]
III-3-1
|
25055 |
armvol |
armvol:
ervel (L300p Beesel),
helvər (L300p Beesel)
|
de hoeveelheid die men met de armen kan omvatten [armvol, elver, ervel, speet] [N 91 (1982)]
III-4-4
|
21034 |
as |
as:
as (L300p Beesel),
molenas:
molenas (L300p Beesel)
|
In l 432 werden de zeilen en windborden slechts verwijderd bij bijzonder zware storm. Een aantal woordtypen komt ook voor in het lemma ɛzonder zeilenɛ.' [N O, 10a; A 42A, 3; Sche 37; monogr.]
II-3
|