e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
achterdocht presumptie: prezonsie (Beesel) achterdocht [SGV (1914)] III-1-4
achtermolen normale steenzolder: normale steenzolder (Beesel) Het gedeelte van de molen(kast) waarin zich het koppel stenen van de windzijde bevindt. Zie ook de toelichting bij het lemma ɛstormeindeɛ. Het woorddeel -ømolenŋ is fonetisch gedocumenteerd in het lemma ɛmolenɛ.' [N O, 43e; A 42A, 95] II-3
achterste achterste: echterste (Beesel), gat: gaat (Beesel), kont: kont (Beesel), vot: vot (Beesel) [N 10c (1995)]achterste [SGV (1914)] III-1-1
acoliet grote koorjong: groeete koeerjong (Beesel) Een acoliet, een oudere misdienaar. [N 96B (1989)] III-3-3
adder adder: WBD/WLD  addər (Beesel), WLD  adder (Beesel) Hoe noemt u een slang met een verlengde hals, een korte gedrongen romp en een korte staart. De snuit heeft een vlakke bovenkant. Het schubbenkleed is zwart of donkergrijs met een zigzagstreep over de rug en een X-teken op de kop. Zijn lengte is tot 70cm ( [N 83 (1981)] III-4-2
adelaarsvaren bedvaren: WLD  bèdvâren (Beesel) Adelaarsvaren, (pteridium aquilinum). Grote, forse varenplant met een dikke, zwarte, diep in de grond kruipende wortelstok, waarin van afstand tot afstand sterk samengestelde veren rijzen, die op gunstige groeiplaatsen wel meer dan 2 m hoog kunnen worden. [N 92 (1982)] III-4-3
adem adem: oam (Beesel) adem [SGV (1914)] III-1-1
ademen adem scheppen: oam schöppe (Beesel) ademen [SGV (1914)] III-1-1
ader ader: oar (Beesel), oare (Beesel) ader [SGV (1914)] || aderen [SGV (1914)] III-1-1
advent add. adventsdag: adventsdaag (Beesel) De tijd van vier zondagen voor Kerstmis (Advent, kleine vasten). [N 96C (1989)] III-3-3