e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Beesel

Overzicht

Gevonden: 3426
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
barensweeën pozen: poe-ə-zə (Beesel) Barenswee: periodieke pijnen die voorafgaan aan het baren (poos). [N 84 (1981)] III-2-2
barrevoets barrevoets: baerəvəs (Beesel), barvoets: berves (Beesel) barrevoets [SGV (1914)] || blootvoets [RND] III-1-3
bazige vrouw prij: priej (Beesel) een vrouw die over iedereen de baas wil spelen en die overal aanmerkingen op heeft [kanjer, karonje, kastine, element] [N 85 (1981)] III-1-4
bed bed: beͅt (Beesel) bed [RND] III-2-1
bedekt een onaangenaamheid zeggen snoeren: [zoals in de mond snoeren?, rk]  sjneurə (Beesel) iemand in bedekte woorden een onaangenaamheid zeggen [giepen] [N 85 (1981)] III-3-1
bedelaar schooier: sjoejär (Beesel), schurger: sjörgər (Beesel) de arme persoon die rondgaat of ergens zit om aalmoezen te vragen [schooier, bedelaar, klopper, rondloper, stuper, skurriekrijger] [N 89 (1982)] III-3-1
bedelaarsvrouw schurgersvrouw: sjörgərsvrouw (Beesel) een schooiersvrouw [trut] [N 89 (1982)] III-3-1
bedelen bedelen: baedələ (Beesel), schooien: sjoeëjə (Beesel) aalmoezen vragen voor zijn levensonderhoud [schooien, bedelen, bidden] [N 89 (1982)] III-3-1
bedevaart bedevaart: beevaart (Beesel), beevört (Beesel) bedevaart [SGV (1914)] || Een bedevaart, pelgrimstocht, pelgrimage [beevaart, bèèvert, bidvaart, beeweg, beevaart, begankenis]. [N 96C (1989)] III-3-3
bedevaartganger pelgrim (<lat.): pelgrim (Beesel) Een bedevaartganger, pelgrim. [N 96C (1989)] III-3-3