e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Vreren

Overzicht

Gevonden: 388

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
blussen blussen: blusse (Vreren) blussen [ZND 23 (1937)] III-3-1
boer boer: de boer wont op n wenneng (Vreren) Vertaal in het dialect en vul aan: De boer woont op een ... (Fr. ferme geef de verschillende namen voor grote en kleine bedrijven, indien er bestaan. [ZND 22 (1936)] III-3-1
boerderij, algemeen winning: węneŋ (Vreren) Het gehele complex, alle opstallen te samen genomen. De oorspronkelijke betekenis van hof is "binnenhof, omheinde ruimte"; hier is sprake van ellips uit hofstede, "hoeve". Onder bedrijf is de specifieke betekenis van "boerenbedrijf" te verstaan; het algemene gedoen heeft ook diezelfde specifieke betekenis. De betekenis van labeur en labeuring is hier het gehele complex van het boerenbedrijf, vaak met de bijbetekenis van "waar zwaar werk wordt gedaan"; vergelijk de lemma''s "boeren" (1.1.8) en "werken op de boerderij" (1.3.10). Vele benamingen die voor de boerderij in het algemeen zijn opgegeven, zoals winning en hof, komen ook terug onder de specifieke boerderijnamen, zoals "eigen hoeve" en "pachthoeve". De geografische uitgebreidheden van deze termen verschillen van begrip tot begrip. Zie de betrokken lemmata van deze paragraaf. Staai is oorspronkelijk de benaming van een bepaalde boerderij bij het veer in Wanssum; de benaming correspondeert aan stade, een afleiding van staan. Bij schans wordt aangetekend: "hoeve met water rondom"; bij kraam: $$speciale betekenis$$ "boerderij". Munkhof correspondeert met monnikhof, te verstaan als "abdijhoeve". Kaart 1 is een verzamelkaart; ook de samenstellingen met hof,geleg, plaats en winning van het lemma "grote boerderij" (1.1.2) zijn erin ondergebracht. [A 10, 2a; A 11, 4; L 1, a-m; L 12, 1; L 22, 1; L 38, 20 en 22; S 4; Wi 4; monogr.; add. uit N 5A, 95; L 37, 11a] I-6
boerenzwaluw, zwaluw zwalmmus: zwoͅ:lm,øsə (Vreren) zwaluw (mv.) [RND] III-4-1
bokking bokking: büking (Vreren) bokking, gerookte haring [ZND 24 (1937)] III-2-3
bont en blauw slaan zwart en blauw houwen: zwad əm blā gəhōwə (Vreren) bont en blauw geslagen [RND] III-1-2
boog boog: bu.əch (Vreren) boog [RND] III-3-2
boom (alg.) boom: buu̯m (Vreren) boom [RND] III-4-3
boomgaard graaf: gōf (Vreren), hof: gōf (Vreren) boomgaard [ZND 22 (1936)] I-7
boon, algemeen boon: bōn (Vreren) Phaseolus L. Zoals bij de erwt gaat ook hier het lemma met de algemene benaming vooraf aan de namen van specifieke soorten. Enkelvouden en meervouden zijn apart gehouden. [JG 1a, 1b, 1c; L 1, a-m; L 1u, 21; L 8, 84; L 22, 3a; S 4; Wi 14; monogr.; add. uit N P, 23] I-5