33525 |
druiventros |
druiventros:
droeventros (L191p Afferden)
|
druiventros [SGV (1914)]
I-7
|
17941 |
druk heen en weer lopen |
ronddraaieren:
ronddrijere (L191p Afferden)
|
lopen: bedrijvig heen en weer lopen [rettereere, rondriddere] [N 10 (1961)]
III-1-2
|
19274 |
drukte, gedoe |
gedoe:
gedoei (L191p Afferden)
|
gedoente [SGV (1914)]
III-1-4
|
25133 |
druppel |
druppel:
dröppel (L191p Afferden)
|
druppel water [dröp, dröppel] [N 07 (1961)]
III-4-4
|
33963 |
dubbele lijn |
dubbele lijnt:
dø̜bǝl lint (L191p Afferden)
|
Lijn die aan weerszijden aan het bit bevestigd is en tot aan de hand van de voerman dubbel is. Opgaven die niet specifiek naar een dubbele lijn verwezen (m.n. de woordtypes paardslijn, rijlijn, lijn, lijnt, lei, leis, leist, leidsel en guide), werden opgenomen onder het overkoepelende lemma Teugel. [N 13, 30 en 34]
I-10
|
22021 |
duif (alg.) |
duif:
doef (L191p Afferden),
en doehf (L191p Afferden)
|
duif [GTRP (1980-1995)] || Duif [SGV (1914)]
III-3-2
|
24139 |
duif, algemeen |
duif:
doef (L191p Afferden)
|
Duif [SGV (1914)]
III-4-1
|
17666 |
duim |
duim:
duum (L191p Afferden)
|
duim [N 10 (1961)]
III-1-1
|
21312 |
duits |
duits:
Duitsch (L191p Afferden)
|
Duitsch [SGV (1914)]
III-3-1
|
21965 |
duivenhok |
duivenhok:
duvǝ(n)hǫk (L191p Afferden),
slag:
slag (L191p Afferden),
slax (L191p Afferden)
|
(duiven)til [SGV (1914)] || Soms vindt men in de nok van de zolder een afgeschotte ruimte voor de duiven, die door een gat in de gevel of in het dak in en uit kunnen vliegen. Hier staan de benamingen voor het duivenhok, ongeacht de vorm van dat hok, bijeen. De termen slag en spijker in dit lemma hebben betrekking op de duivenkooi als geheel. Zie ook het lemma "duivenslag" (3.4.8). In kaart 51 zijn voor Belgisch Limburg alleen de mondeling verzamelde gegevens in kaart gebracht. Zie afbeelding 17. [JG 1a, 1b, 1c, 2c; A 10, 9k; L 8, 9a; L 38, 31; S 37; monogr. add. uit N 5A, 58c "til" en JG 2c; A 28, 14c "spijker]
I-6, III-3-2
|