e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Afferden

Overzicht

Gevonden: 1858
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
eeltwrat, zweelwrat zweelwratten: zwelvratǝ (Afferden) Wratvormige uitwassen (zweel = eelt) binnenwaarts aan de hoofdschenkels van voor- en achterpoten. Ze zijn, net als de vingerafrukken bij de mens, volkomen individueel. Men veronderstelt dat ze overblijfselen van een extra teen of aanhangsel zijn. Zie afbeelding 2.27. [A 4, 2e; L 20, 2e; N 8, 32.1, 32.3, 32.4, 32.13, 32.15 en 32.16] I-9
een huis huren huren: hy(3)̄rə (Afferden) huren [SGV (1914)] III-2-1
een lelijk gezicht trekken (een) muil trekken: enne moel trekke (Afferden) grijnzen, een lelijk gezicht trekken [greeze, nen toot zette, snuit trekke, grimas maken] [N 10 (1961)] III-1-4
een sloot uitdiepen vegen: vē̜gǝ (Afferden) Het uitdiepen of het op diepte houden van een sloot met behulp van een schop, hak, riek, krabber en een zeis. [A 10, 21; N 18, add.; monogr.] I-8
een veulen werpen veulen: vø̜lǝ (Afferden) Als de weeën toenemen, gaat de merrie liggen. De geboorte begint, als de vliezen breken en het vruchtwater wegloopt. [JG 1a, 1b; N 8, 52] I-9
een wind laten ene aftrekken: enne aftrékke (Afferden) wind laten [N 10c (1961)] III-1-1
een ziekte onder de leden hebben een ziekte onder zich hebben: hej het en ziekt onder zich (Afferden) ziekte onder de leden hebben [N 10 (1961)] III-1-2
eend eend: ē̜nt (Afferden) [JG 1a, 1b, 1c, 2c; S 18; S 49; L 1a-m; NE II, 55; Vld.; L A1, 48; monogr.] I-12
eendenhok eendenkouw: ɛ̄ ̝ndǝkǫu̯ (Afferden) Afgeschotte ruimte in de stal, doorgaans vlak bij de kippenkooi, waar men eenden houdt. [A 10, 9j] I-6
eenvoudig eenvoudig: ieënvoudig (Afferden) eenvoudig [SGV (1914)] III-1-4