33824 |
dartel |
speuls:
spøls (L191p Afferden)
|
Gezegd van felle, vurige, moeilijk te tomen paarden, vooral jonge hengsten. [JG 1d; N 8, 64g]
I-9
|
33961 |
das |
stofdas:
(mv)
stofdęs (L191p Afferden)
|
De roodwollen versiering aan de spanen van het haam bij feestelijke gelegenheden. [N 13, 15]
I-10
|
18250 |
das, sjaal |
das:
das (L191p Afferden)
|
das (doek) [SGV (1914)]
III-1-3
|
33845 |
de eerste uitwerpselen van het veulen |
pek:
pek (L191p Afferden)
|
Zij vormen een zwarte, kleverige stof. [N 8, 58]
I-9
|
21416 |
de hort op? |
de hort op:
de hort op (L191p Afferden),
op route (fr.):
op roet (L191p Afferden)
|
Uitdrukking voor: veel weg zijn; dikwijls niet thuis wezen (een dergelijke uitdrukking wordt vaak gebruikt van huisvrouwen en is wat afkeurend. Men bedoelt dan: ze hoorde voor het huishouden te zorgen, maar ze is te vaak weg om dat goed te doen) [DC 28 (1956)]
III-3-1
|
33870 |
de merrie dekken |
dekken:
dękǝ (L191p Afferden),
springen:
spreŋǝ (L191p Afferden)
|
Zie afbeelding 11. [JG 1a, 1b; N 8, 43a en 43b]
I-9
|
33872 |
de merrie is niet drachtig |
gust:
gøst (L191p Afferden)
|
[N 8, 48 en 49]
I-9
|
19640 |
de was blauwen |
(de) was blauwselen:
de wèsch blouwsele (L191p Afferden)
|
blauwen [de wasch ~ ] [SGV (1914)]
III-2-1
|
19785 |
de was invochten |
invochten:
van de was
ienvochte (L191p Afferden)
|
het vochtig maken van strijkgoed [DC 28 (1956)]
III-2-1
|
19437 |
de was spoelen |
spoelen:
spule (L191p Afferden)
|
spoelen [SGV (1914)]
III-2-1
|