e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... dialect=Q071p plaats=Diepenbeek

Overzicht

Gevonden: 5709
BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bezet, kim bodem: bǫjǝm (Diepenbeek) Extra stevige rand aan de onderzijde van de mand, die uit drie tot vijf bezetwissen wordt vervaardigd. Zie ook het lemma ɛbezetwisɛ.' [N 40, 59] II-12
bezetwissen kimwissen: kimwissen (Diepenbeek) De lange, sterke wissen die men gebruikt om de onderste, verstevigde rand van de mand te vlechten. [N 40, 61] II-12
bezoeken bezoeken: bezukken (Diepenbeek), bezøken (Diepenbeek), bəzykən (Diepenbeek) Kom mij eens bezoeken. [ZND 21 (1936)] III-3-1
bibberen bibbelen: bibbələn (Diepenbeek), bibberen: bibberen (Diepenbeek), rijderen: ruieren (Diepenbeek), ruiərən (Diepenbeek) beven, bibberen [ZND 21 (1936)] III-1-2
bidden beden: bèèën (Diepenbeek), ge moet beeën (Diepenbeek), hīə moĭt bieən (Diepenbeek), žĕ moit bēĕn (Diepenbeek) Bidden, beden, zich beden [bidde, bèèje, zich bèèje, zich bèëne?]. [N 96B (1989)] || Ge moet bidden (in de kerk). [ZND 21 (1936)] III-3-3
bidden uit dankbaarheid danken: danken (Diepenbeek) Bidden uit dankbaarheid [danke?]. [N 96B (1989)] III-3-3
bidstoel kerkstoel: kèrkstoeël (Diepenbeek) Een bidstoel met knie- en armsteun, waarop men alleen maar geknield kan zitten [prie-Dieu?]. [N 96A (1989)] III-3-3
bidstond uurgebed: oergebed (Diepenbeek) Een aanbiddingsuur of bidstonde, aan elk van de wijken of groeperingen van de parochie toegewezen gedurende deze aanbiddingsdagen [bidstond, bèèjstónd, be------nsjtónd?]. [N 96B (1989)] III-3-3
biechten (gaan) zich biechten (gaan): vēi gaoin os bichten (Diepenbeek), vĕ gaoin os bichten (Diepenbeek), vie goən ōəz bīchtən (Diepenbeek), we gaan ons biechten (Diepenbeek) We gaan biechten, of ... ons biechten, of ... te biechte (welke uitdrukking is hiervoor gebruikelijk?). [ZND 21 (1936)] III-3-3
biechtstoel biechtstoel: biechstoeël (Diepenbeek) De biechtstoel, het meestal houten optrekje waarin de priester biechthoort [biech(t)sjtool?]. [N 96A (1989)] III-3-3