e-WLD begrippen 

 
 
Filteren... plaats=Banholt

Overzicht

Gevonden: 550

BegripTrefwoord: dialectopgave (plaats)Omschrijving
bidden beden: bèje (Banholt) bidden [SGV (1914)] III-3-3
biechten (gaan) biechten (gaan): [sic]; NB: bijten = biete.  beejte (Banholt) biechten [SGV (1914)] III-3-3
bieden bieden: bēje (Banholt) bieden [SGV (1914)] III-3-1
bindmiddel pectine: pɛktin (Banholt) Het bindmiddel dat wordt toegevoegd om de stroop te binden. Uit de opgaven blijkt dat slechts in weinig stroopstokerijen een bindmiddel werd gebruikt. Volgens de invuller uit L 295 was het ook niet echt nodig om een dergelijk middel toe te voegen. [N 57, 6] II-2
blad van de aanaardhandploeg kaploep: kaplup (Banholt) Het werkende deel van de aanaardhandploeg. [N 18, 46a; monogr.] I-5
bladkool, snijkool losse moes: loesjemooës (Banholt) I-7
blaffen bletsen: bletsje (Banholt) blaffen III-2-1
blaten bleken: blē̜kǝ (Banholt) Geluid voortbrengen, gezegd van een schaap. [N 19, 76a; S 52, add.; Vld.; monogr.] I-12
blij blij: bliej (Banholt) blij [SGV (1914)] III-1-4
boer boer: dizze boer (Banholt), dè boer (Banholt) deze { - boer} [SGV (1914)] || die { - boer} [SGV (1914)] III-3-1